die opvoeding waarbij het accent op de fysieke ontwikkeling ligt. Men rekent ertoe:
1. de lichamelijke oefening in m.n. gymnastiek en turnen;
2. de hygiënische verzorging van het lichaam;
3. handenarbeid;
4. oefening van de zintuigen (speciaal bij de montessori-methode);
5. het spel (zowel het georganiseerde als het vrije kinderspel).
De Ned. Academies voor Lichamelijke Opvoeding (de eerste te Amsterdam, 1925) hebben het recht om een schoolexamen tot het verkrijgen van de akte MO voor schoolonderwijs af te nemen. Sinds 1969 bestaat er aan de Rijksuniversiteit van Utrecht een bijzondere leerstoel in de wetenschap van de lichamelijke opvoeding en aan de Vrije Universiteit te Amsterdam is daarvoor een interfaculteit.
In België geven de universiteiten te Brussel, Gent, Leuven en Luik een opleiding tot licentiaat (en doctor) in de lichamelijke opvoeding. Van overheidswege wordt de lichamelijke opvoeding in Vlaanderen gestimuleerd door het Bestuur voor Lichamelijke Opvoeding, Sport en Openluchtleven, in Wallonië door de Administration de l’Éducation Physique et des Sports.
Litt. K.Rijsdorp, Gymnologie (1975).