Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

liberale partijen

betekenis & definitie

[Lat. liberalis, de stand der vrije burgers betreffende], in diverse landen de politieke partijen, die hun grondslag vinden in het politieke liberalisme.

BELGIË

De liberale partij werd in 1846 te Brussel gesticht, nadat tevoren reeds de liberale politieke beginselen tot uiting waren gekomen in de groep der vonckisten, later in de krachten die de Belgische Revolutie veroorzaakten. M.n in de jaren 1830-70 was de positie der liberalen zeer sterk, maar centrale organisatie was weinig effectief. De liberale partij kenmerkte zich door een sterk antiklerikalisme. Zij wist vele belangrijke successen te behalen, vooral op het terrein van de economie (vrijhandel, afkoop Scheldetol). Zij was voorstander van een niet-confessioneel onderwijs, hetgeen aanleiding gaf tot de schoolstrijd.

Een breuk in de liberale partij ontstond ca.1870 inzake het kiesrecht, waar doctrinairen en progressieven tegenover elkaar stonden. Daardoor verspeelde zij haar regeringsmeerderheid. De invoering van het algemeen kiesrecht bracht haar in 1893 terug tot een kleine partij. Pas tussen beide wereldoorlogen kon zij opnieuw invloed gaan uitoefenen, omdat katholieken noch socialisten een meerderheid wisten te behalen. Na de Tweede Wereldoorlog verloor zij stemmen in verband met de koningskwestie. In 1961 wijzigde zij haar naam in Partij voor Vrijheid en Vooruitgang, resp.

Parti de la Liberté etduProgrès. De beide taalgroepen besloten in 1971 dat hun resp. partijen onafhankelijk van elkaar zouden optreden. De Franstalige liberalen en een deel van het Rassemblement Wallon fusioneerden in 1976 tot een Parti pour les Réformes et la Liberté Wallonië (PRLW).

LITT. A.Simon, L’hypothèse libérale en Belgique (1956).

NEDERLAND

In de eerste helft van de 19e eeuw werd de naam liberalen weinig gebruikt; men sprak van constitutionelen om opposanten aan te duiden, die het ging om een herziening van de GW van 1815; van een georganiseerde beweging was in Nederland geen sprake. Een liberale stroming begon zich af te tekenen in 1839 bij het streven naar een grondwetsherziening. J.R.Thorbecke was tot in de jaren zestig van de 19e eeuw de onbetwiste leider van de Ned. liberalen, die de Ned. politiek in die periode domineerden. De grondwetsherziening van 1848 was voornamelijk Thorbeckes werk. De liberalen deden in hoofdzaak het beginsel van de ministeriële verantwoordelijkheid zegevieren en brachten uitbreiding van het kiesrecht tot stand.

In 1869 behaalden zij 41, in 1877 48 van de 80 zetels in de Tweede Kamer; tot 1897 behielden zij in de Kamer hun absolute meerderheid. Door verschillen van mening rond de afschaffing van het Cultuurstelsel ontstond een behoudende groep onder Thorbecke en een vooruitstrevende groep, de Jong-Liberalen, onder I.D.Fransen van de Putte en E.de Waal. Na 1870 tekenden deze groepen zich duidelijker af: de Oud-liberalen werden conservatief (geen staatsdwang), de Jong-Liberalen wensten uitbreiding van het kiesrecht en invoering van een sociale wetgeving. De positie van de liberalen werd ook verzwakt door hun strijd met de confessionelen om de door hen voorgestane openbare school (schoolstrijd). In 1885 werden beide groepen georganiseerd als Liberale Unie. In 1894, voor alle partijen een moeilijk jaar in verband met de kiesrechtkwestie, ontstond een splitsing in: Liberale Unie en Oud-liberalen, weldra Vrij-liberalen geheten, terwijl in 1891 door M.W.F.Treub de Liberale (Radicale) Bond was opgericht, die algemeen kiesrecht voorstond.

Uit deze laatste groepering ontstond in 1901 de Vrijzinnig Democratische Bond (VDB). De totstandkoming van het algemeen kiesrecht (1917 voor mannen; 1919 en 1922 voor vrouwen) betekende neergang voor de liberale groeperingen. Uit de Liberale Unie en Vrij-liberalen ontstond in 1921 de Vrijheidsbond. In 1922 is er nog een korte tijd een liberale partij geweest die de denkbeelden van S. van Houten aanhing. Enkele jaren later ging zij op in de Vrijheidsbond. De VDB, in 1938 omgedoopt in Liberale Staatspartij de Vrijheidsbond, vormde in 1946 de grondslag voor de door D.U.

Stikker opgerichte Partij van de Vrijheid. De VDB ging in 1945 op in de PVDA, maar in 1948 scheidde de groep-Oud (P.J.Oud) zich af en vormde met de PVDA de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie.

LITT. K.E.van der Mandele, Het liberalisme in Nederland (1962); H.G.Leih, Kaart van politiek Nederland (1962); H.J.L.Vonhoff, De zindelijke burgerheren (1965).