I.(leverde, heeft geleverd),
1. (handel) gerechtelijk een protest laten opmaken over een wissel;
2. de slagen halen (in het kaartspel);
3. (weverij) de koorden optrekken bij het bewerken van patronen.
II. leveren (leverde, heeft geleverd),
1. ter beschikking stellen: hulptroepen leveren;
2. verschaffen tegen betaling of huur: aan u verkocht en geleverd; bier leveren; (scherts.) die is al gekocht en geleverd, van een verloofd meisje of een gehuwde vrouw gezegd, aan wie een ander het hof maakt;
3. overgeven, verschaffen: het bewijs leveren; iemand stof leveren voor het verhaal; in handen van iemand stellen: iemand aan de beul leveren;
4. doen plaatshebben: een grote slag werd geleverd;
5. iemand spel, werk leveren, hem last bezorgen;
6. produceren: goed werk leveren; elke plant leverde vier vruchten; een beeld van iets leveren;
7. het hem leveren, het klaarspelen: dat heeft hij aardig geleverd, er goed afgebracht; hij zal hem dat wel leveren, dat wel klaarspelen; hoe wou je hem dat leveren? dat in orde brengen?;
8. iemand een koopje leveren, hem iets onaangenaams aandoen; wie heeft me dat geleverd?, aan wie heb ik dat te wijten?
