Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

lever

betekenis & definitie

[Lat. hepar], v./m. (-s),

1. grote klier waarin o.a. gal wordt afgescheiden, gelegen in de rechterbovenhelft van de buikholte direct tegen de onderzijde van het middenrif: de lever bestaat uit een grote rechteren een kleine linkerkwab; de lever van verscheidene dieren wordt als lekkernij gegeten; de lever gold als zetel van allerlei aandoeningen van lichaam en ziel; vandaar nog vele zegsw.: de doen schudden, hartelijk doen lachen; een hete (droge) lever hebben, van drinken houden; zijn lever doen zwemmen, overmatig drinken; iets op zijn lever hebben, op het hart hebben, ermee bezwaard zijn; (ook) schuldig aan iets zijn; (gew.) dat ligt op mijn lever, zit me dwars; iets op zijn lever krijgen, berispt worden;
2. de stof van dit orgaan van dieren als gerecht: een broodje met lever.

BIOLOGIE

De lever ontvangt zuurstofrijk bloed uit de leverslagader en bloed, afkomstig uit de poortader die bloed aanvoert vanuit de darm met daarin de in de darm opgenomen voedingsstoffen en andere bestanddelen. Het bloed wordt, nadat het het leverweefsel gepasseerd is, via de leverader weer afgevoerd naar de onderste holle ader, die het middenrif doorboort en daarna in het hart uitmondt. Het leverweefsel is opgebouwd uit leverkwabjes, die gelegen zijn rondom een in het midden ervan gelegen adertje, de vena centralis; de venae centrales van alle leverkwabjes verenigen zich tot de leverader. Rondom de vena centralis uitstralend bevinden zich platte schotjes (ten onrechte leverbalkjes genoemd) bestaande uitlevercellen. Tussen deze schotjes bevinden zich met endotheel beklede bloedruimten (sinusoïden); deze ontvangen hun bloed uit de rondom de kwabjes in de driehoekjes van Kiernan (vaak ook espaces-portes genoemd) gerangschikte vertakkingen van de leverslagader en de poortader.

Tussen de levercellen bevinden zich zeer dunne buisjes, de galcapillairen, die de door de lever geproduceerde gal verzamelen. Deze galcapillairen verenigen zich tot afvoergangetjes die ook in de driehoekjes van Kiernan verlopen. Met de bloedvaten meelopend worden deze tot de uit de lever tredende galbuis, die de gal via de galblaas naar de twaalfvingerige darm afvoert.

Verder vindt men in de wand van de leverbloedvaten grote cellen (Kupffers cellen) die bij de fagocytose een rol spelen. Het vermogen tot bloedvorming is bij een volwassene latent en kan alleen in bijzondere omstandigheden aan de dag treden. Bij de bloedstolling is een groot aantal stoffen nodig, waarvan een deel in de lever wordt gevormd of opgeslagen. Leverextracten worden in de geneeskunde gebruikt bij de behandeling van sommige soorten bloedarmoede.

De lever heeft vele functies. Vrijwel al het door de darmwand opgenomen voedsel bereikt via de poortader de lever. Hier kunnen de voedingsstoffen worden gemodificeerd, verwerkt tot beter geschikt materiaal voordat er distributie over het lichaam plaatsvindt, tijdelijk worden opgeslagen of afgebroken. De voornaamste (stofwisselings-)processen die zich in de lever afspelen zijn:

1. Produktie van gal, die via de galgangen wordt afgevoerd naar de galblaas.
2. Opslag en afgifte van glucose (druivesuiker). Glucose wordt in de lever in de vorm van glycogeen tijdelijk opgeslagen om vandaar via het bloed over alle weefsels te worden gedistribueerd. Afgifte van glucose door afbraak van glycogeen is een hormonaal gereguleerd proces en is afhankelijk van de bloedspiegel voor glucose. Dreigt deze minder te worden dan ca. 90 mg % (90 mg per 100 ml plasma), dan wordt vanuit de lever glucose aan het bloed toegevoegd.

Vorming van glucose uit glycogene aminozuren door het proces van gluconeogenese of uit in de spieren gevormd melkzuur (glucogenese).

Vorming van eiwitten uit in de lever aangevoerde aminozuren. De lever maakt dagelijks bijna 100 g eiwit, waarvan een belangrijk deel bestemd is voor het bloedplasma. Het teveel aan aminozuren, hetgeen zich voordoet bij een positieve stikstofbalans, wordt afgebroken. De hierbij vrijkomende ammoniak wordt in de lever omgezet tot ureum en als zodanig afgevoerd naar de nier.

In de lever vindt al naargelang de behoefte vetzuursynthese en cholesterolsynthese plaats. Meestal overheerst de afbraak van vetten de synthese, omdat via de voeding in de regel veel vet wordt aangevoerd. Een belangrijk deel van het afgebroken vet kan dienen als precursor van de cholesterolsynthese, omdat ca. 80 % van de dagelijks benodigde hoeveelheid cholesterol nodig is voor de synthese van galzuren. Het overtollige vet kan via het bloed van de lever naar de vetopslagplaatsen worden getransporteerd. Transport van vetten geschiedt via in de lever gevormde transporteiwitten (lipoproteïnen).

Detoxificatie van schadelijke stoffen geschiedt voor een belangrijk deel in de lever. Dit kan op verschillende wijzen gebeuren. Vorming van conjugaten van lichaamsvreemde stoffen met glucuronzuur, azijnzuur, aminozuur e.d., is vaak mogelijk waarna afvoer via gal of nier kan plaatsvinden. Voorts kunnen sommige schadelijke stoffen worden geoxideerd. Ook de vorming van ureum uit ammoniak is een ontgiftigingsproces.

De lever vervult een belangrijke rol in de mineraalstofwisseling, m.n. van ijzer en koper. Transplantatie van de lever behoort nog niet tot de standaardoperaties; met de overplanting van dit orgaan zijn zeer veel technische en functionele problemen verbonden. In principe kan de donorlever de plaats van het verwijderde zieke orgaan innemen; zij kan ook ergens anders in de buik worden ingeplant, terwijl de zieke lever aanwezig blijft. VOEDINGSLEER. Lever is een hoogwaardig voedingsmiddel, rijk aan eiwitten, glycogeen, mineralen (ijzer) en vitaminen (vooral A, B1, B2 en C). De levers van de diverse slachtdieren zijn met enige moeite wel van elkaar te onderscheiden. De runderlever bestaat uit vier niet scherp te onderscheiden lobben en is gelijkmatig donker van kleur.

Kalfslever is veel lichter van kleur. De paardelever is groot en veel duidelijker gekwabd, een galblaas ontbreekt. De varkenslever bezit vier duidelijk gescheiden kwabben, is meestal erg donker gekleurd, heeft in tegenstelling met de andere leversoorten een typische honingraatachtige tekening door kleine bindweefselschotjes en is relatief stevig.