Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

Letland

betekenis & definitie

(officieel: Letlandse Socialistische Sovjet Republiek, Letlands: Latvija), deelstaat van de USSR aan de Oostzee en de Golf van Riga, 63700 km2, 2,5 mln. inw. Hoofdstad: Riga.

FYSISCHE GESTELDHEID

Letland maakt deel uit van het Russische Plateau. De ondergrond wordt gevormd door devonische gesteenten (zandsteen, dolomiet, gipsafzettingen), die bedekt zijn door een pleistocene afzetting. De oppervlakte heeft belangrijke vormveranderingen ondergaan door de werking van het ijs in de ijstijden. Eindmorenen lopen in bogen om de Golf van Riga van het westen naar het noordoosten. De zachtere gesteenten in de ondergrond werden verwijderd, zodat inzinkingen ontstonden.

Letland heeft tal van rivieren, die echter voor het scheepvaartverkeer weinig betekenis hebben. De belangrijkste is de Dvina. De kust is in het algemeen vlak en zandig (duinvorming; strandmeren in het zuidwesten). Letland heeft een gematigd continentaal vochtig klimaat. De gemiddelde jaartemperatuur is 6 °C; neerslag 680 mm, vrij gelijkmatig verdeeld.

BEVOLKING

De bevolking bestaat uit Letten (1970: 57 %; 1945: 75 %) en Russen (1970: 30 %; 1945: 11 %), verder uit Witrussische, Poolse, Oekraïense, Litouwse en joodse minderheden. De stedelijke bevolking omvat 66 % van het totale inwonersaantal. De grootste stad is de hoofdstad Riga. Daarop volgen Daugavpils en Liepaja. De bevolking is voornamelijk luthers.

Er zijn 1100 scholen voor lager en middelbaar onderwijs, 10 instellingen voor hoger onderwijs en 54 hogere beroepsopleidingen. Riga heeft een universiteit. De Academie van Wetenschappen omvat 16 instellingen.

ECONOMIE

Landbouw en veeteelt. Van het cultuurland (39 %) behoort 56 % aan de 392 kolchozen en 40 % aan de 230 sovchozen.

De belangrijkste gewassen zijn voedergewassen en -granen, vlas in het westen en suikerbieten in het midden van het land. Belangrijker is de veeteelt: 1,4 mln. runderen, 1,2 mln. varkens, en pluimvee. Letland bestaat voor 38 % uit bossen (in het noorden naaldhout).

Industrie. Na de Tweede Wereldoorlog is vooral de zware industrie (elektrotechnische industrie, scheepsbouw, spoorwagons) ontwikkeld in Riga en Daugavpils. In Liepaja bevinden zich een hoogoven en een staalfabriek; de tweede plaats neemt de textielindustrie in (Riga). In verband met de veeteelt zijn over het hele land zuivelfabrieken verspreid; de houtindustrie vervaardigt o.a. lucifers en papier; zeevisserij en visconservenindustrie zijn sterk uitgebreid.

Handel. De uitvoer omvat voornamelijk veeteelt produkten: vlas, houtprodukten, rubberwaren, lucifers, telefoons en radio’s.

Verkeer. De Daugava (Dvina) wordt voornamelijk gebruikt voor het vlotten van hout. De belangrijkste haven is Riga, na Leningrad de grootste Oostzeehaven van de USSR, verder Liepaja en Ventspils.

LITTERATUUR

De Letlandse litteratuur begint met de mythologiserende, tussen de 13e-16e eeuw ontstane volksliederen, de dainas, die vergeleken kunnen worden met de Litouwse daina. Deze dainas, die vele Indo-europese elementen bevatten, zijn in de tweede helft van de 19e eeuw o.a. verzameld door de folkloristen K.Barons en H.Visendorfs.

De eerste in het Letlands gedrukte werken zijn van godsdienstige aard; in 1865-89 verscheen de eerste Letlandse bijbelvertaling van de predikant E. Glück. Van eigen litteratuur kon echter pas in de jaren 1850-90 sprake zijn, toen te Riga een letterkundig genootschap werd gesticht en een nationale romantiek ging ontstaan, ingeluid door de Jaunlatviesi (Jonge Letten)-beweging en beïnvloed door de Duitse romantiek en de Letlandse volkspoëzie en folklore. Deze periode van nationaal ontwaken werd ingeluid door K.Valdemars, J. Alunans en K.Barons. Historische betekenis kreeg het episch poëem Lacplesis (1888; De berendoder) van Andrejs Pumpurs, gewijd aan de nationale held in de Letlandse sagen.

Na 1890 voltrok zich een keerpunt in de litteratuur, toen sociale problemen meer op de voorgrond kwamen en een socialistische beweging zich aftekende, waartoe de dichter-criticus T.Zeiferts behoorde. Begin 20e eeuw kwam als tegenreactie het impressionisme op, zich uitend in de lyriek van de dichteres-feministe E.RozenbergaP- lieksans, bij de dichters V.Pludonis en V.Eglitis, bij de novellist J.Ezerins, in de melancholische verskunst van de dichter-novellist J. Akuraters en in de prozapoëzie van de in de Tweede Wereldoorlog naar Zweden uitgeweken hoogleraar A.Svabe. R. Blaumanis schreef realistische dramas en novellen over het boerenleven in Letland. Als neoromantici, deels beïnvloed door Duits-Baltische cultuurkringen, traden op de voorgrond A.Brigadere met drama’s, verhalen en poëzie, J.Rainis, J.Poruks en K.Skalbe (1879-1945), dichter en sprookjesschrijver.

Na de Eerste Wereldoorlog toen Letland een zelfstandige republiek werd, ontstonden nieuwe modernistische stromingen, litteraire groeperingen en tijdschriften. In de periode tussen beide wereldoorlogen domineerden zowel het realisme als het romanticisme. Realistisch getint waren het episch proza van J.Jansevskis en de romans van A.Deglavs. Nadat in 1934 een nationaal-autoritair bewind in Letland was gekomen, nam de dichter-estheet en essayist E. Virza een leidende plaats in de litteratuur in. Te noemen zijn voorts de schilder-schrijver J. Jaunsudrabins met psychologische novellen en beschouwelijke poëzie; de romancière Zenta Maurina, de dichters K.Strals, J.Medenis, A.Caks, als expressionist, en de romancier J.Plaudis.

Onder het Sovjetbewind na de Tweede Wereldoorlog diende zich een nieuwe, marxistisch gerichte, schrijversgeneratie aan. Zij groepeerde zich om de dichter J.Sudrabkalns en de romanciers A.Upitis en V.Lacis, die met zijn roman Storm in 1949 de Stalinprijs verwierf. Gedeporteerd werden in 1941 A.Francis en L.Breikss.

In tegenstelling tot de sociaal-realistisch getinte litteratuur in Sovjet-Letland ontwikkelde zich in het buitenland een vrije individuele Letse emigrantenlitteratuur, gecreëerd in Zweden, Duitsland, Engeland en Amerika door uitgeweken auteurs. Prominenten onder hen zijn M.Ziverts als toneelschrijver, de dichteressen Z.Lazda en V.Strelerte, de dichter A.Eglitis en de romancier K.Lesins. [S.Broersma ]

LITT. E.Eckardt-Skalberg, Lettische Lyrik (1925); Virza, La litt. lettonne depuis l’époque du réveil national (1925); A.Johansons, Latviesu literature (1953—54); W.K.Matthews, A century of Latvian poetry (1957); J.Andrups, Latvian literature (1964).

GESCHIEDENIS

Van de middeleeuwen tot de onafhankelijkheid (1918). In de 9e eeuw vestigden de Letten zich in Oost-Lijfland. Zij bleven van de zee afgesloten door de Koeren en de Finse Lijven. In de 11e eeuw begonnen de Denen en Russen met de kerstening van het land, eind 12e eeuw de Duitsers. In 1199 werd de kanunnik Albert von Appeltern uit Bremen tot bisschop van Lijfland gewijd; hij vestigde zich in het Dvinagebied, waar in 1201 Riga ontstond.

Albert stichtte de Orde van de Zwaardbroeders (in 1237 in de -Duitse Orde opgenomen). Het land werd ca. 1250 door de Duitse ridders onderworpen. Het Duits-Baltische gebied werd echter door de onderlinge strijd tussen steden (vooral Riga), de bisschop en de Duitse Orde nooit een eenheid. In 1255 werd Riga een aartsbisdom, dat de andere Lijflandse bisdommen (uitgezonderd Reval) en de Pruisische bisdommen Samland, Pomezanië en Kulm onder zich kreeg. De aartsbisschop was als markgraaf tevens wereldlijk heerser. In de loop van de 15e eeuw verzwakte de positie van de Duitse Orde.

Riga ging reeds in 1522 naar de Reformatie over. Weldra was Lijfland bijna geheel luthers. In de 2e helft van de 16e eeuw werd Lijfland bij Polen gevoegd. Maar het contrareformatorisch optreden van Polen deed de Baltische Duitsers uitzien naar de Zweden. Na een mislukte poging in 1609 annexeerde Gustaaf II Adolf het grootste deel van Lijfland (1629). Oost-Letland (Letgallen) bleef Pools tot het bij de eerste Poolse deling (1772) Russisch werd. In 1710 veroverden de Russen het Zweedse deel van de Baltische landen, in 1795 annexeerden zij Koerland, zodat het gehele land nu Russisch was.

De Duitse Baltische adel verwelkomde de Russische heersers, die een verbetering schenen ten opzichte van het pro-Lettische en anti-Duitse beleid van de Zweden. De Russen handhaafden de Duitse privileges tot in de 19e eeuw. De Duitse adel oefende niet alleen het bestuur in de Baltische gebieden uit, maar had ook een prominente positie in bestuur en leger van het Russische rijk. In 1819 werden lijfeigenschap en horigheid afgeschaft. In de 2e helft van de 19e eeuw leidde het slavofilisme, de Russisch-orthodoxe bekeringsijver onder de Lettische boeren en de russificatiepolitiek van tsaar Alexander III tot een zekere vertroebeling van de betrekkingen tussen Duitsers en Russen. De opstandige beweging in Rusland in 1905 kreeg in Letland een bijzonder felle weerklank: de landloze Lettische boeren gingen over tot gewelddaden jegens de landheren.

Er werd een Lettische volksrepubliek uitgeroepen, maar de kozakken konden het oproer dempen. Niettemin bleef de nationale bewustwording zich meer tegen de Duitsers dan tegen de Russen richten.

Onafhankelijke staat (1918-40). In 1917, tijdens de Eerste Wereldoorlog, veroverden de Duitsers het grootste deel van het land. Bij de Vrede van Brest-Litovsk hield Rusland alleen Letgallen. Koerland werd een Duits vazalhertogdom en ook overig Letland kreeg een satelietstatus ten opzichte van Duitsland. Na de Duitse ineenstorting werd te Riga op een Lettische staat uitgeroepen, die, na o.a. een korte bolsjewistische bezetting, vrede sloot met de Sovjetregering. Het Duitse grootgrondbezit werd onder de boeren verkaveld.

Hun voorman K. Ulmanis, sinds 1918 enkele malen premier, regeerde na een staatsgreep (1934) autoritair. Insept. 1939 moest Letland Sovjetbases op zijn gebied toestaan, in 1940 werd het als unierepubliek in de USSR opgenomen.

De Tweede Wereldoorlog en het herstelde Sovjetgezag (1940-). De Russen lieten een groot deel van de bevolking deporteren en de agrarische collectivisatie doorvoeren, die weinig populair was. Het gevolg was dat de in juni 1941 binnenrukkende Duitsers deze keer als bevrijders werden binnengehaald. Na de herovering van Letland door het Rode Leger (1944) volgden scherpe represailles. Ook nu kwam het tot grootscheepse deportaties. Ook de migratie van vele Russen naar Letland tastte trouwens het Lettische karakter van het land sterk aan, het sterkst in de steden.

In Riga zijn de Letten nu in de minderheid. Van 1959-62 werd een groot aantal Lettische ambtenaren wegens nationalistische sympathieën weggezuiverd. Desondanks drukte de periode na Stalins dood (1953) veel minder zwaar op de Letlandse bevolking.

In het buitenland wordt Letland (met Litouwen en Estland) in het algemeen niet beschouwd als een etnische eenheid, maar als een deel van de USSR.

LITT. A.Schwabe, The story of Latvia (1950); A. Spekke, Hist. of Latvia (1951); M.Hellmann, Das Lettenland in Mittelalter (1954); R.Wittram, Baltisch Gesch. (1954); E.Andersons e.a., Latvia, past and present (2 dln. 1969).

< >