Belg. gemeente in de prov. West-Vlaanderen, hoofdplaats van het gelijknamig arr., 130,48 km2,34 300 inw. leper is een stad met regionaal verzorgende functies.
De tewerkstelling ligt in de metaalverwerkende nijverheid, tertiaire sector, textiel-en bouwnijverheid. Van het landbouwareaal (zandige leemgronden) is 40 % weiland, leper heeft een grote bloei gekend in de middeleeuwen, met het hoogtepunt in de 13e eeuw door de lakennijverheid en de handel. In de 14e eeuw verviel de stad door burgertwisten en opstanden. Getuigen van de middeleeuwse bloei zijn de gotische Lakenhalle (13e eeuw, herbouwd tot 1965) met belfort met beiaard; renaissance ‘Nieuwerck’ met gotische galerij; de Sint-Maartenskathedraal: kopie (1922— 30) van de 13e-eeuwse vroeggotische kerk; het overblijfsel van de gotische Sint-Maartensabdij (13e eeuw); het Vleeshuis (13e-eeuwse vleeshalle met laatgotische bovenbouw); het vroeggotisch Steen (13e eeuw); de Sint-Pieterskerk, deels romaans, deels gotisch (12e eeuw); het Sint-Jansgodshuis (13e eeuw) en het Bellegodshuis. Bezienswaardig zijn verder een aantal gevels o.a. van het Merghelynckmuseum (18e eeuw), de omwalling van de stadskern met o.a. de Rijselsepoort (1395), en op de plaats van de Menenpoort een Brits neobarok oorlogsmonument. Bij Brielen staat het kasteel De Drie Torens (16e eeuw).
Ieder jaar vindt op de tweede zondag van mei de Kattenstoet met Katteworp vanuit het belfort plaats.In 1970 werden Brielen en Sint-Jan bij leper gevoegd. Op 1.1.1977 werd leper uitgebreid met Boezinge, Dikkebus, Elverdinge, Vlamertinge en Zillebeke.
GESCHIEDENIS
leper wordt in 1066 voor het eerst met zekerheid vermeld en is waarschijnlijk niet veel vroeger ontstaan. Eind 12e eeuw kreeg het toen reeds omwalde leper een stadskeur van de Vlaamse graaf. In de 13e eeuw maakte leper dezelfde ontwikkeling door als de andere Vlaamse steden: een gesloten kaste van aanzienlijke kooplieden had zich meester gemaakt van het gezag en maakte hiervan gebruik om zowel de nieuw opkomende handelaars en ambachtslieden als de volksklasse aan haar eigen belangen op te offeren. Hierdoor braken lokale opstanden uit, b.v. de beruchte Cokerulle van 1279. Na de Guldensporenslag (1302) werd ook te leper de oude oligarchie ten val gebracht. In de volgende jaren werd leper, dat van de verzwakking van de grafelijke macht gebruik maakte om haar gezag over een breed omliggend gebied, het Kwartier van leper, uit te breiden, een van de drie hoofdsteden van Vlaanderen.
In de eerste helft van de 14e eeuw liep de lakenproduktie tot de helft terug; het inwonertal daalde. Na de belegering van de stad (1383) door Gentenaren en Engelsen speelde leper economisch-politiek geen rol meer. Het was van 1560-1801 zetel van een bisdom. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de stad geheel verwoest.
LITT. J.Cornille, leper door de eeuwen heen (1950); J.Dhondt, leper (1965); O.Mus en J.A.van Houtte (red.), Prisma van de gesch. van leper (1974).