m. (-en), (ook: koppertjesmaandag), maandag na Driekoningen, eertijds een feestdag van de ambachtslieden, m.n. typografen.
(e) Koppermaandag, ook verloren maandag (omdat men dan niet werkte), en verzworen maandag (omdat de lagere ambtenaren die dag hun eed vernieuwden) genoemd, werd oudtijds alom feestelijk gevierd. In de Nederlanden was het de feestdag van de gilden. In Vlaanderen hield men ommegangen, te Amsterdam een optocht van leprozen. In Gelderland, Brabant, Limburg en Antwerpen deed men aan ganstrekken en katknuppelen. Tot in de 20e eeuw werd koppermaandag door de letterzetters en boekdrukkers in ere gehouden, die dan kopperwensen en -prenten, later kalenders, voor opdrachtgevers en klanten drukten, waarvoor de brengers een kopperfooi ontvingen. De drukkers in Drenthe, maar incidenteel ook elders, brengen als hernieuwde traditie weer elk jaar een kopperprent uit.
