bn., van (de) beweging: de kinetische fysica brengt alle natuurverschijnselen tot bewegingsverschijnselen terug; (fig.) de kinetische werking van de denkbeelden, suggererende, kinetische energie (ook: arbeidsvermogen van beweging), de energie die een lichaam bezit ten gevolge van het feit dat het in beweging is. Een vallende steen bezit (geordende) kinetische energie, want door zijn beweging kan hij krachten uitoefenen die arbeid verrichten.
Het neerstromende water uit een bergmeer kan waterturbines in beweging brengen die op hun beurt stroomvoortbrengende machines aandrijven. Het water verricht arbeid omdat het in beweging is; zolang het water rustig in het meer staat, verricht het geen arbeid, maar het is wel in de mogelijkheid arbeid te verrichten: het bezit →potentiële energie. Een lichaam met massa m en met een snelheid v bezit een kinetische energie van 1/2 mv2. Een lichaam in rotatie om een as (b.v. vliegwiel) bezit eveneens een kinetische energie, gelijk aan 1/2 Iω2, waar I het traagheidsmoment van het lichaam om de rotatieas en ω zijn hoeksnelheid voorstelt. Voor mechanische systemen zonder wrijving geldt dat de som van de kinetische en de potentiële energie steeds constant blijft (→behoud van energie, wet van). De ongeordende kinetische energie van atomen en moleculen bij hun thermische agitatie (→brownbeweging) wordt thermische energie genoemd.
