(ook; gouwenaar), stenen tabakspijp.Het eerste pijpertmakersgilde, voornamelijk bestaande uit Engelse pijpenmakers, werd op 28.4. 1656 te Gorinchem opgericht. Andere centra, naast Gouda, waren Amersfoort, Amsterdam, Deventer, Groningen, Haarlem en Rotterdam.
In de beginperiode van de pijpenfabricage werd als grondstof witbakkende Engelse klei verwerkt, later Duitse klei. Tegen het midden van de 18e eeuw verscheen de pijp met lange steel (ca. 50 cm), ca.1840 bereikte de ketel zijn grootste omvang. Deze Goudse pijpen met lange of korte steel, altijd doorrokers, worden nog slechts door een enkel bedrijf in Gouda volgens de oude methode vervaardigd. litt. D.A.Goedewagen en G.C.Helbers, De geschiedenis van de pijpmakerij te Gouda (z.j.); G. A.Brongers, Pijpen en tabak (1964).