Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

gnosticisme

betekenis & definitie

[➝Gr. gnosis, kennis], o., (ook: gnostiek), verzamelnaam voor religieuze stromingen en sekten die vooral in de eerste eeuwen n.C. hebben gebloeid.

(e) De aanhangers van deze stromingen noemden zich gnostici, omdat zij het heil van de ➝gnosis verwachtten, een kennis die alleen voor ingewijden was. Het gnosticisme leerde de boosheid van de materie, hetzij (dualistisch) als tegenpool van het goddelijke (pleroma, volheid), hetzij (monistisch) als het residu van de extreme zelfvervreemding van het pleroma. De mens is een goddelijke vonk, gevangen in de stof (het lichaam). Zijn heil is verlossing van de materie en terugkeer naar het pleroma, het rijk van het licht. Het weer opklimmen heeft plaats langs allerlei mystieke wegen en riten, waartoe hij ingewijd dient te worden. Uit deze opvattingen vloeide voor vele gnostici strenge ascese voort (bevrijding van de stof), voor anderen libertinisme (materie als onverschillige zaak).

Het gnosticisme heeft vele verschijningsvormen; het is niet onmogelijk dat het reeds in beginsel aanwezig was vóór het christendom (bepaalde elementen reeds in de orfiek en bij Platoon). Maar als breder verschijnsel zal het in de le eeuw n.C. aanwezig geweest zijn (de kerkvaders noemen als oorsprong de leringen van de in Hand.8 genoemde Simon de Tovenaar). Zijn grootste invloed heeft het in de christelijke kerk gehad in de 2e eeuw (➝Basileides te Alexandrië, -➝Valentinus te Rome, ➝Markioon, ➝manicheïsme). In die tijd ontwikkelde zich de leer der ➝emanaties: uit het pleroma, de hoogste ontoegankelijke godheid, komen door emanatie (soms ook paringen) een veelheid van eeuwige tussenwezens, de eonen, voort, die hiërarchisch geordend zijn. Jezus was een der eonen, die op aarde is neergedaald (niet vlees geworden, volgens de gnostici) om de mens te bevrijden van zijn onwetendheid. De geheime leer van Jezus is door enkele discipelen en in (gnostieke) evangeliën doorgegeven (waarvan in de 20e eeuw een aantal is gevonden) . In de 2e eeuw was het gnosticisme een grote bedreiging voor het christendom, zodat dit zich krachtig teweer stelde (➝lrenaios, ➝Tertullianus, ➝Hippolytus e.a.).

Behoudens bestrijding in ge schriften was één van de maatregelen het vaststellen van de canon van het NT (ter onderscheiding van de gnostieke evangeliën en brieven), tevens het zoeken naar dieper inzicht (gnosis) in de kerkleer (➝Clemens Alexandrinus, ➝Origenes). Zeer lange tijd heeft de gnostieke tegenstelling lichaam—ziel binnen de christelijke kerk (veelal inofficieel) een grote rol gespeeld, daarbuiten ook in de westerse filosofie.

Lang was het gnosticisme alleen uit geschriften van bestrijders zeer fragmentarisch bekend. Sinds de vondst te ➝Nag Hammadi (1946) zijn vele oorspronkelijke bronnen in Koptische vertaling bekend geworden. Een dualistisch gnosticisme vindt men in de middeleeuwen bij ➝bogomielen en ➝katharen, terwijl in de moderne tijd ➝-antroposofie en ➝theosofie gnosticistische ideeën assimileerden. litt. H.Jonas, The gnostic religion (1958); W.C. van Unnik, Evangeliën aus dem Nilsand (1959); J. Daniélou, Message évangélique et culture hellénistique au 2me et 3me siècles (2 dln. 1961); B. Mouravier, Gnosis (1961); R.Grant, Gnosis and early christianity (1966); W.Foerster, M.Krause en K.Rudoph, Die Gnosis (2 dln. 1969 -71); G.Quispel, Gnostic studies (1974); K.Rudolph (red.), Gnosis und Gnostizismus (1975).