Coronella austriaca, één van de drie in Nederland en België inheemse slangen. Het dier komt in Nederland alleen in het oosten en zuiden voor, in België in het noordoosten en oosten.
Het verspreidingsgebied van de soort beslaat het grootste deel van Europa, van Midden-Scandinavië tot Midden-Spanje en Zuid-Italië, en van Engeland tot op de Balkan en Voor-Azië. Het dier is o.a. aan te treffen op heidevelden, langs bosranden en op stenige hellingen. Het kan een lengte van ca. 70 cm bereiken (inclusief ca. 15 cm staart). De kleur is bruin tot grijs met 2—4 lengterijen donkerbruine vlekken op de rug; van de snuitpunt af loopt over het oog een zwarte streep tot op de zijkant van het lichaam. Deze soort is niet giftig. Door haar tekening lijkt zij echter wel wat op de ➝adder, waarmee zij dan ook vaak wordt verwisseld.
Het verdedigingsgedrag werkt daar nog aan mee, doordat zij zich oprolt, sist en blaast, en bovendien af en toe met de kop uitschiet om te trachten te bijten. De tanden zijn echter klein en kunnen de huid niet doorboren. Het voedsel van de gladde slang bestaat uit hagedissen en muizen; jonge dieren eten ook spinnen en insekten. De paring vindt in het voorjaar na de winterslaap plaats. Aan het eind van de zomer worden de j ongen geboren, die onmiddellijk na de geboorte het vlies, waarin zij zitten, verbreken: het is een eierlevendbarende soort. Eind oktober beginnen de dieren aan hun winterslaap.