Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

gezichtsscherpte

betekenis & definitie

v., (ook: visueel oplossend vermogen), in de oogheelkunde het vermogen om twee afzonderlijke punten in de ruimte ook als afzonderlijke punten waar te nemen.

bindvlies ciliair lichaam (e) geneeskunde. Aan de gezichtsscherpte zijn natuurlijke grenzen gesteld: zowel door het brekend vermogen van het dioptrisch apparaat (hoornvlies, voorste oogkamer, lens en glasachtig lichaam) als door de helderheid van de samenstellende delen hiervan en door de gezondheidstoestand van het netvlies en de hersenen. Een oog heeft een normale brekingstoestand, indien evenwijdig binnenvallende lichtstralen zo gebroken worden dat zij elkaar in één punt (‘brandpunt’, ➝lens) op de gele vlek (emmetropie) ontmoeten. Worden zulke lichtstralen verenigd vóór het netvlies, dan noemt men het oog bijziend. Door een negatieve lens van de juiste sterkte voor het oog te plaatsen, wordt het verenigingspunt van deze lichtstralen naar achteren verplaatst tot op het centrum van het netvlies. Deze bijziendheid (myopie) komt zeer veel voor.

Zij begint meestal bij kinderen in de derde of vierde klas van de lagere school. Soms kan zij zeer ernstig worden. Het oog is dan te groot; oogvliezen, netvlies, vaatvlies en buitenste oogvlies worden dan als het ware uitgerekt en op den duur te dun. Worden de lichtstralen (virtueel) verenigd achter het netvlies, dan spreekt men van over-of verziendheid (hypermetropie). Nu is het oog te klein. Doordat de lens accommodeert, d.i. boller wordt, worden de invallende lichtstralen meer samengebundeld, geconvergeerd, en ontstaat er toch een scherp beeld op het netvlies.

Deze voortdurende inspanning van de lens kan aanleiding geven tot hoofdpijn. Door een passend positieve lens wordt deze extra arbeid van de ooglensspieren overgenomen. Is er geen sprake van lichtstralenvereniging in een brandpunt dan vertoont dat oog ➝astigmatisme. Deze fout kan men opheffen met een cilindrisch geslepen lens.

Ter bepaling van de gezichtsscherpte gebruikt men in het algemeen de letters van Snellen. De opbouw van deze letters (optotypen) berust op het principe van het waarnemen van twee gescheiden punten.

De normale mens herkent deze twee punten als hij ze apart ziet onder een hoek van ten minste één minuut. Zo herkent hij ook letters als de componenten hiervan onder een hoek van één minuut worden gezien en het geheel onder een hoek van vijf minuten. De patiënt die op slechts 6 m een letter herkent die door een normaal oog op 60 m wordt gelezen, heeft een gezichtsscherpte van 6/60 of 1/10. Een slechtziende kijkt van erg dichtbij om het gefixeerde voorwerp onder een grote hoek te kunnen zien. Met vergrootglas of loep wordt deze hoek eveneens vergroot.

Niet alleen brekingsafwijkingen in het dioptrisch apparaat (refractieafwijkingen) kunnen de gezichtsscherpte sterk doen verminderen, maar ook troebelingen in dit systeem. Vanzelfsprekend lijdt het gezichtsvermogen indien het ontvangend apparaat, het netvlies, ziek is of niet meer op zijn plaats ligt (netvliesloslating, netvliesdegeneratie). Met een operatie gelukt het veelal de loslating op te heffen. Een degeneratie is daarentegen moeilijker te herstellen.

dierfysiologie. De gezichtsscherpte is bij organismen met een ➝lensoog (dat relatief zeer vele fysiologische eenheden bevat) beter dan bij de geleedpotigen, die een ➝facetoog (met relatief weinig eenheden) bezitten. Niettemin wordt dit gemis aan ruimtelijk oplossend vermogen bij de laatstgenoemde dieren tijdens hun voortbeweging goeddeels gecompenseerd door een veel beter oplossend vermogen in de tijd.

Bij de mens neemt de gezichtsscherpte langzaam toe tot het 20e jaar; tot het 50e jaar is er dan een langzame afname; op hogere leeftijd verloopt de afname steeds sneller.