Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

gelijkstroommachine

betekenis & definitie

v. (-s), elektrische machine voor gelijkstroom.

(e) De gelijkstroommachine kan als generator (dynamo) dan wel als motor werken.

Gelijkstroommachines worden onderscheiden naar de wijze waarop de polen gemagnetiseerd (bekrachtigd) worden.

1.Onafhankelijke bekrachtiging: de stroom voor de veldspoelen wordt geleverd door een afzonderlijke bron (batterij, afzonderlijke generator). Dit type (afb.8) wordt als generator resp. als motor toegepast wanneer nauwkeurige spanningsregeling dan wel toerenregeling nodig is.
2. Shuntbekrachtiging: de veldspoelen worden onder voorschakeling van een regelweerstand aangesloten op de uitgangsklemmen van de machine (afb.7a), waardoor de sterkte van het magnetisch veld vrijwel onafhankelijk is van de belasting. Als generator (afb.7b) is de spanning op de aansluitklemmen (klemspanning) weinig afhankelijk van de gevraagde stroom (belasting); als motor (afb.7c) is de omwentelingssnelheid weinig afhankelijk van het gevraagde koppel (belasting).
3.Seriebekrachtiging: de veldspoelen zijn in serie geschakeld met het anker en worden dus doorlopen door de belastingstroom (afb.6a). Als generator vindt dit type zelden toepassing, omdat de klemspanning sterk met de belasting toeneemt. Als motor heeft dit type de eigenschap bij toenemende belasting (groter koppel) langzamer te gaan lopen, de omwentelingssnelheid is dus sterk belastingafhankelijk (afb.6b). In onbelaste toestand kan een gevaarlijk grote omwentelingssnelheid optreden. De seriemotor wordt veel toegepast bij elektrische tractie (spoorwegen).
4.Compoundbekrachtiging: een combinatie van shunten seriebekrachtiging. Werkt de machine als generator, dan zal de seriewikkelingbij toenemende belastingstroom het veld versterken (meecompound) en wel zoveel, dat de klemspanning constant blijft of zelfs iets toeneemt. Geeft men een motor naast een seriewikkeling een zwakke shuntwikkeling, dan voorkomt men dat de motor bij algehele ontlasting naar een te grote omwentelingssnelheid gaat, zogenaamd op hol slaat. .

litt. J.van der Kreek, Gelijkstroommachines (1976).

< >