Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Enig

betekenis & definitie

I. onbep. telw., zelfst. en bv.; onbep. vn.,

1. een of andere: te eniger tijd, op een ogenblik in de toekomst;
2. een zekere mate of hoeveelheid van: met enige scherpte; hij heeft enig geld; wij koesteren enige hoop;
3. (met nadruk) welke dan ook: kouder dan in enig vorig jaar;
4. (bij meervoudige begrippen) een klein aantal, een paar: er kwamen enige bezoekers; hij schreef enige regels; in zelfst. gebruik als onbep. vn. : enigen hielden vol, de meesten gaven het op;

II. bn.,

1. waarvan er geen tweede is: dit is het enige middel; de herinnering is mijn enige troost; zijn enig kind; enige zoons behoefden vroeger geen soldaat te worden, die geen broers hebben; zelfst.: hij is de enige die het kan, niemand anders dan hij; ook om uit te drukken dat een persoon of zaak iets zeer bijzonders is of heeft: dat geval is enig in onze geschiedenis; enig in zijn soort;
2. vandaar als uitdrukking van een waardering, uniek: een enige vent; (dat is) enig!, fijn, heerlijk!; je woont hier enig, zeer mooi; in. bw., alleen, uitsluitend: enig en alleen voor u heeft hij het gedaan.