Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Eiland

betekenis & definitie

o.

(-en),

1. land dat aan alle zijden door water is omringd en geen continent vormt : Wieringen was vroeger een eiland; zo groot als een -, zeer groot; hij vaart tussen de eilanden door, weet de moeilijkheden te vermijden;
2. (oneig.) hoger, droog gedeelte: die vogel maakt zijn nest in het moeras, op kleine eilandjes van gras.

Riviereilanden ontstaan door aanslibbing of door uitsparing bij de uitsnijding van de rivierbedding. Ook delta’s, vlechtende rivieren, de doorbraak van een meander geven aanleiding tot riviereilanden. In meren zijn eilanden resten van het verdronken land, die boven water uitsteken; het zijn zelden aanslibbingsvormen.

Meer in het bijzonder bedoelt men met eilanden die in de zeeën. Naar de ligging ten opzichte van het vasteland onderscheidt men meestal continentale en oceanische eilanden. Een andere indeling plaatst de continentale eilanden tegenover de oorspronkelijke eilanden. De oorspronkelijke eilanden zijn op zich zelf en geïsoleerd ontstaan, b.v. door vulkanisme (vulkanische eilanden) of door ophoping van organisch materiaal (b.v. koraaleilanden). Ookaanslibbingseilanden gelden naar deze opvatting als oorspronkelijke eilanden, al liggen zij vlak bij het vasteland, terwijl door plooiing, breukvorming en andere gebergtevormende krachten eveneens eilanden kunnen ontstaan. De continentale eilanden zijn of fragmenten van een vlakbij liggend groot landblok, b.v.

Sri Lanka, of resteilanden (resten van verdwenen landmassa’s), b.v. Sint-Paul in de Atlantische Oceaan.

Over het ontstaan van de ver van het vasteland gelegen eilanden, is nog geen eenstemmigheid bereikt. Zo gelden de eilandreeksen in de Grote Oceaan of als toppen van gebergten van een verzonken continent, of als die van een in staat van wording verkerend gebergte. Veel gemakkelijker is de verklaring van de zgn. kusteilanden, delen van het vasteland, die door daling van het land en overstroming van de lage landen tot eilanden werden. De scheren aan de Noorse, Finse en Zweedse kust, de Dalmatische eilanden, waarin zich de ruggen van het Dinarische gebergte voortzetten, en andere eilanden van de zgn. ingressiekusten laten duidelijk zien, dat zij ontstaan door rijzing van de zeespiegel. Dergelijke eilanden worden dikwijls weer door aanslibbing met het vasteland verbonden.

Het eilandkarakter van een deel van het aardoppervlak is onbestendig, m.n. in de grote breuken plooiingsgordeis van de aardkorst. Dit heeft flora en fauna sterk beïnvloed. De oorspronkelijke eilanden zijn altijd arm aan levende wezens, vooral van de soorten die zich niet door eigen beweging over grote afstanden kunnen verspreiden.

Continentale eilanden sluiten, wat hun flora en fauna betreft, meestal nauw aan bij de aangrenzende delen van het vasteland. Hoe later de afscheiding ontstaan is, des te meer zullen zij er mee overeenstemmen.