[Eng., Lat. efficere, bewerkstelligen], v., doelmatigheid, in het bijzonder van produktieprocessen.
De meest gangbare definitie van efficiency is het quotiënt van de offers die men als norm heeft gesteld om een bepaald resultaat te bereiken (Rnorm) en de offers die men in werkelijkheid moet brengen om dat resultaat te bereiken (Rwerk); dus Rnorm/Rwerk. Hoewel men zich een bepaald resultaat als doel kan stellen, is het niet zeker of dit resultaat met de gekozen middelen wordt bereikt. In verband hiermee wordt efficiency gedefinieerd als het quotiënt van de werkelijke resultaten (Rwerk) en de resultaten die men als norm (doel) heeft gesteld (Rnorm); dus Rwerk/Rnorm. Met behulp van de verkregen definities is het nu mogelijk om produktiviteit te definiëren als het quotiënt van het werkelijke resultaat en het werkelijke offer; dus Rwerk/Rwerk.
Het efficiency-onderzoek is gericht op een meer rationeel gebruik van menselijke arbeidskracht, actieve produktiemiddelen, grondstoffen en vermogen in een huishouding. Objecten van onderzoek zijn o.a. de werkmethoden (zie arbeidsanalyse), de organisatiestructuur, het assortiment, de technische processen en het beleid ten aanzien van inkoop, verkoop, financiering en personeel. Oorspronkelijk gold efficiency als een zaak van meten en rekenen, doch psychologische factoren worden steeds meer in aanmerking genomen. Het onderzoek wordt veelal opgedragen aan een deskundig buitenstaander, omdat deze onbevangener tegenover de bestaande bedrijfsgewoonten staat; maar ook het eigen personeel heeft vaak waardevolle invallen (ideeënbus). Van meer algemeen karakter zijn de activiteiten van de voor een gehele bedrijfstak werkende produktiviteitscentra. In Nederland bestaat daarnaast het Ned. Instituut voor Efficiency te ’s-Gravenhage.
In de welvaartstheorie slaat een economisch efficiënte produktiewijze allereerst op het maximeren van de produktie bij gegeven hoeveelheden van de produktiefactoren, zodat onder invloed van het markten prijsmechanisme de omvang en samenstelling van de produktie en de aanwending van de produktiemiddelen is afgestemd op de voorkeuren van de economische subjecten. Deze economische efficiency is in zoverre van statische aard dat wordt uitgegaan van een gegeven stand van de techniek. Men kent daarnaast het begrip X-efficiency dat slaat op de mate waarin verspillingen in het produktieproces worden vermeden. Hierbij speelt o.m. de mate van concurrentie op de markt een rol.
In België bestaan eveneens Centra voor wetenschappelijk en technisch onderzoek, ingericht bij de besluitwet van 30.1.1947, die de rechtspleging bepaalt volgens welke van particuliere zijde kan overgegaan worden tot de oprichting van instellingen die tot doel hebben het wetenschappelijk en technologisch onderzoek te bevorderen. De Belg. Dienst Opvoering Productiviteit is een instelling van openbaar nut (KB 31.5.1956). De taak van de dienst bestaat er in de verbetering van de produktiviteit in de ondernemingen te bevorderen met inachtneming van de principes vervat in de gemeenschappelijke verklaring over de produktiviteit, ondertekend door de meest representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties (1954). De dienst wordt beheerd door een raad waarin zetelen: werkgevers, werknemers en deskundigen.
LITT. J.in ’t Veld, Analyse van organisatieproblemen (1975).