Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Effectenvernieuwing

betekenis & definitie

vervanging van effecten die op welke wijze dan ook zijn beschadigd of verloren gegaan.

De positie van de effectenbezitter wiens stukken in het ongerede zijn geraakt, is eenvoudig voor aandelen op naam, die in het aandelenregister zijn ingeschreven. Moeilijker ligt het bij toondereffecten, omdat door het karakter hiervan geen duplicaatstukken kunnen worden uitgereikt als de vernietiging van de oorspronkelijke stukken niet vaststaat. Essentieel is de nodige publiciteit, het onmogelijk maken van handel en overdracht van in het ongerede geraakte stukken, het stoppen van betalingen aan malafide houders en het verstrekken van duplicaatstukken.

In Nederland werd in de considerans tot de Wet Teloorgaan van Schuldbrieven van 30.5.1847 gewezen op de noodzaak van bepalingen inzake de wijze waarop houders van staatsobligaties e.d. door buitengewone omstandigheden vernietigde, nieuwe stukken kunnen verlangen. Soms treft men terzake regelingen aan in statuten of leningsvoorwaarden (inclusief gemeentelijke verordeningen). De algemene regeling was echter onvoldoende, de formaliteiten waren ingewikkeld en de kosten hoog. Van bij de politie aangegeven vermissing van effecten worden recherchelijsten samengesteld. Het Effectenvernieuwingsbesluit 1941 (van 13.1.1941, Verordeningenblad 1.3.1941) betrof vooral door oorlogshandelingen beschadigde of verloren gegane effecten, maar gold ook b.v. voor de watersnood van 195

3. Het Besluit had evenwel geen betrekking op gevallen die onder de jurisdictie van het Rechtsherstel van Effecten (zie effectenregistratie) vielen.

Aan degenen die waardepapieren hadden uitgegeven, werd de verplichting opgelegd stukken af te geven ter vervanging van onverhandelbare of teloorgegane stukken. Per 1.1.1966 werd de Effectenvernieuwingswet van kracht, krachtens welke elke rechthebbende op een effect, dat door beschadiging onverhandelbaar is geworden of verloren is gegaan, maar waarvan de identiteit (met inbegrip van het nummer) kan worden aangetoond, bij het in 1941 ingestelde Effectenvernieuwingsbureau een aanvraag tot vervanging daarvan kan indienen. Ook kan men zich wenden tot de uitgevende instelling of vennootschap. De nummers van de originele stukken moeten in sommige gevallen minstens één jaar in de verzamellijst van de recherchelijsten hebben gestaan. Het Effectenvernieuwingsbureau verleent bemiddeling bij verloren gegane of beschadigde buitenlandse effecten. De Wet 1965 zag af van de mogelijkheid om ook de vervanging van buiten Nederland verloren gegane effecten mogelijk te maken, ook al zouden daarbij Nederlanders betrokken zijn.

In de andere Westeuropese landen wordt bij de onderscheiden wettelijke vernieuwingsregelingen geen verschil gemaakt tussen verlies in binnenresp. buitenland. [drs.J.G.Morreau] In België kwam na de Eerste Wereldoorlog terzake de wet van 24.7.1921 tot stand, verder uitgewerkt bij KB van 4.11.1921, waarbij o.a. het Nationaal Kantoor voor roerende waarden, o.a. belast met het uitgeven van een Bulletin der met verzet aangetekende waarden werd opgericht. Hij, die ongewild buiten bezit werd gesteld van titels aan toonder kon tegen de verhandeling van de titels en tegen de uitoefening van de eraan verbonden rechten daar verzet betekenen. Na de Tweede Wereldoorlog heeft de Besluitwet van 18.5.1945 dezelfde beginselen toegepast, gedetailleerd geregeld door twee KB’s (16.12.1955, Stb. 30.12.1955).

Internationaal. Het aantal effecten aan toonder die in de verschillende landen circuleren, is na 1950 belangrijk gestegen. Het is dientengevolge noodzakelijk gebleken op het internationale vlak een procedure in te voeren die de personen, die onvrijwillig buiten het bezit zijn gesteld van dergelijke effecten, of die ze, na buitenbezitstelling, te goeder trouw verwerven, zou beschermen, en terzelfdertijd aan de professionele tussenpersonen (banken, e.d.) de mogelijkheid zou bieden de verdachte effecten te herkennen, terwijl aldus voor de effectenhandel een bijkomende veiligheidsfactor zou worden aangebracht. In 1962 had de Bankfederatie van de EG een ontwerp in die zin voorbereid, maar er bleek geen reden een dergelijke overeenkomst te beperken tot de EG. Het ontwerp werd overgenomen op het niveau van de Raad van Europa, zodat op 28.5.1970 te ’s-Gravenhage een overeenkomst werd ondertekend door België, de BRD, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk en Groot-Brittannië, betreffende het verzet tegen effecten aan toonder in internationaal verkeer met bijgevoegd reglement. Die overeenkomst werd in België bij de wet van

10. 4.1973 geratificeerd. De grondbeginselen, die de bestaande nationale wetten niet wijzigen, hebben uitsluitend tot doel een autonome regeling van verzet in te stellen.

Zij komen neer op een internationale bekendmaking van eventueel aangetekend verzet bij buitenbezitstelling van een toondereffect in het internationale verkeer, opgesomd in een door het secretariaat-generaal van de Raad van Europa opgemaakte lijst. Hierin staan in ieder geval waarden die in tenminste twee lidstaten ter beurze worden genoteerd. De overeenkomst wordt aangevuld met een reglement waarin de modaliteiten van bekendmaking van de lijst der effecten die erkend zijn als effecten in het internationale verkeer, alsmede die van bekendmaking van het verzet, zijn opgenomen. Elke aansluitende staat wijst de nationale instelling aan, belast met het ontvangen van het verzet, meestal de bestaande instelling. Een essentieel bestanddeel van de overeenkomst heeft betrekking op de verplichtingen van de tussenpersoon; zo wordt o.a. geregeld dat als deze een effect levert dat met internationaal verzet is bezwaard, hij aan de koper een ander effect van dezelfde aard dient te leveren, [prof. dr.J.M.Matthijs].

< >