Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Ebed jahwe

betekenis & definitie

[Hebr., knecht des Heren], een veel omstreden term die voorkomt in de zgn. Deuterojesaja.

Soms wordt er een enkele figuur door aangeduid (Jes. 42,6; 49,5), soms wordt de term toegepast op Israël zelf (41,8; 42,19). Onder hen die hem in de zgn. ‘liederen van de Ebed Jahwe’ (Jes. 42,1-4; 49: 1-6; 50: 4-11; 52,13-53,12) voor een enkele figuur houden, is veel verschil van mening: de Ebed Jahwe is de profeet zelf, Zerubbabel, Jeremia, Mozes, Hizkia, of, de traditionele opvatting, de Messias. De vraag is nog steeds niet opgelost. De godsdiensthistorische school wees naar de oude Babylonische mythologieën, waar sprake is van een stervende en opstaande god (Tammoez), en meende in de Ebed Jahwe een parallel daarvan te zien. Dat Jesaja dacht aan een komende verlosser in welke gedaante dan ook, is het meest waarschijnlijke (deze interpretatie komt in ieder geval voor in Hand. 8,34 vlg. en in de rooms-katholieke traditie).

LITT. C. North, The suffering servant in Deutero-Isaiah (1956); H. Rowley, The servant of the Lord (1965); W. Zimmerli en J. Jeremias, The servant of God (2e dr. 1965); H.

Orlinsky, The so-called ‘servant of the Lord’ and ‘suffering servant’ in Second Isaiah (1967); A. Neubauer en S. Driver, Is. 53 according to the jewish interpreters (2 dln. 1969).