[Eng. dope, opwekkend middel], v.,
1. gebruik maken van farmaceutische middelen om grotere (sport e.d.) prestaties te leveren dan zonder die middelen bereikbaar te achten is;
2. (elektronika) bij halfgeleiders de toevoeging van lage concentraties geselecteerde stoffen aan zeer zuivere materialen ter verkrijging van bepaalde elektrische eigenschappen.
Alhoewel doping door sommigen beschouwd wordt als geneesmiddelenmisbruik, is farmacamisbruik een juistere benaming. Wanneer men spreekt over doping, bedoelt men meestal de zgn. amfetaminen, ook wel wekaminen, wekmiddelen, ‘speed’ of peppillen genoemd.
De belangrijkste amfetaminen zijn: benzedrine, dexedrine en methadrine. Deze middelen veroorzaken gevoelens van uitbundigheid, zelfvertrouwen, energie, waakzaamheid en wilskracht; zij onderdrukken gevoelens van honger en vermoeidheid en men is in staat tot grotere prestaties dan anders. Door de grote eisen die aan het lichaam gesteld worden, treedt later vaak grote vermoeidheid op. Doping is bijzonder schadelijk wanneer dan nog meer van het middel gebruikt wordt. Overdosering kan leiden tot psychotisch aandoende reacties, alsmede overstimulering van het hart-vaatstelsel.
Het middel wordt vaak gebruikt wanneer een extra grote prestatie van het lichaam gevraagd wordt. Zowel binnen sportverband (paardesport, hardlopen, wielrennen) als buiten sportverband wordt doping gebruikt (o.a. bij vrachtrijders).