Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Doorboren

betekenis & definitie

I. (boorde door, heeft en is doorgeboord),

1. voortgaan met boren;
2. (met een boor) door iets dringen: hij heeft de plank helemaal doorgeboord;
3. borende (in) iets doordringen: tot in de diepste diepten doorboren;

II. (doorboorde, heeft doorboord), met een boor gaten maken in: een doorboord plankje; (oneig.) doorsteken, doorpriemen: iemand met een dolk het hart doorboren; m.n. van kogels en van schoten; al borend door iets heendringen: een kogel doorboorde het harnas; het schip was op vele plaatsen doorboord; ook van de blik van de ogen (meestal in het tegenwoordig deelw. als bn.: doorborende blikken); (fig.) dat doorboort mij het hart, doet mij veel pijn.

< >