Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Donders, franciscus cornelis

betekenis & definitie

Ned. medicus en fysioloog, *27.5.1818 Tilburg, †24.3.1889 Utrecht. Donders studeerde medicijnen in Utrecht, promoveerde in 1840 te Leiden en werd in 1847 hoogleraar te Utrecht en hield een inaugurele rede die al een belangrijk deel van Darwins (tien jaar later gepubliceerde) evolutieleer bevatte.

Donders was een buitengewoon veelzijdige geleerde, die 18 jaar voorzitter was van de Kon. Ned. Akademie van Wetenschappen. Zijn baanbrekendste werk verrichtte hij op het gebied van de fysiologie (o.a. inzake stofwisseling en ademhaling) en vooral op dat der oogheelkunde; in zijn hoedanigheid van directeur van het Ooglijdersgasthuis vormde hij vele (ook buitenlandse) leerlingen. Zijn visie op de brekingstoestand van het oog bleef fundamenteel.

LITT. E.C. van Leersum, Het levenswerk van F.C. Donders (1932); F.P. Fischer en G. ten Doesschate, F.C. Donders (1958).

< >