[Eng.], m. (mv.), het gebied in de buurt van de evenaar, waar de luchtdruk overal vrijwel dezelfde waarde bezit en waar de wind in het algemeen zwak en veranderlijk van richting is.
In de tropen komt boven de Atlantische Oceaan ten noorden van de evenaar de wind overwegend uit noordoostelijke richting, ten zuiden hiervan uit zuidoostelijke richting (>passaten). Tussen beide gebieden in bevinden zich de doldrums. De beide passaten zijn niet precies door de evenaar gescheiden: de zuidoostelijke passaatwind komt wel ten noorden van de evenaar, in het ene seizoen verder dan in het andere. De doldrums bewegen zich zodoende beurtelings naar het noorden en naar het zuiden. In aug. en sept. strekken zij zich boven het oostelijk deel van de Atlantische Oceaan het verst naar het noorden uit (deze bevinden zich dan op 12—13° NBr). De doldrums lopen niet geheel evenwijdig aan de evenaar; van de Afrikaanse kust uit gezien komen zij steeds dichter bij de evenaar naarmate men zich verder naar het westen beweegt.
Behalve in de Atlantische Oceaan bevindt zich ook in de Grote Oceaan een gordel van doldrums. De doldrums zijn min of meer berucht omdat daarin de tropische cyclonen ontstaan.
