m. (mv.), (ook: dodaars, dronte, walgvogels), uitgestorven vogelfamilie.
De dodo’s, Raphidae, worden meestal gerangschikt onder de orde duifachtigen, soms echter onder de rallen. Deze uitgestorven familie kwam met drie soorten voor op de Mascarenen, een eilandengroep ten oosten van Madagascar (Malagasië). De dodo, Raphus cucullatus, die op Mauritius voorkwam, is voor het eerst (1598) beschreven door de Oostindiëvaarders. Deze dieren hadden de grootte van een zwaan en wogen tot 25 kg. Zij werden vanwege de smaak van het vlees ‘walgvogels’ genoemd. Kort na 1679 was de dodo al uitgeroeid, deels ten gevolge van slachtingen, deels door de ingevoerde varkens en apen, die de eieren opaten.
De dodo werd gekenmerkt door sterk gereduceerde vleugels, lange en krachtige poten met vier tenen, en een hoge en lange snavel met een .haakvormige spits. Ca. 1613 ontdekte men op Réunion een verwante soort, de réunion solitaire, Raphus solitarius, die ca. 1750 was uitgeroeid. In 1691 vond men op Rodriguez een derde soort, de rodriguez solitaire, Pezophaps solitaria; ca. 1850 was ook deze soort uitgeroeid.
LITT. M.Hachisuka, The dodo and kindred birds (1953); J.Lüttschwager, Die Drontevögel (1961).