(ook: difteritis) [Gr. difthera, vlies], v., een infectieziekte, voorkomend bij mens en dier.
DIERGENEESKUNDE
Kalverdifterie is een besmettelijke ziekte die bij kalveren diepgaande ontstekingshaarden veroorzaakt in de wangen, op de tong of soms in het strottehoofd.
Deze ontstekingshaarden zijn dan bedekt met een geel, necrotisch beslag. De dieren kwijlen, hebben moeilijkheden met het slikken, en vermageren. Zit de ontstekingshaard in het strottehoofd dan ontstaat sterk snurken en kunnen de kalveren zeer benauwd worden. Na verwijderen van het afgestorven weefsel en het penselen van de wonden met jodium of andere desinfectiemiddelen volgt meestal snel herstel. Is het strottehoofd aangetast, dan is de behandeling moeilijker en vaak niet succesvol. Soms ontstaat een verspreiding naar de longen of de spijsverteringsorganen waaraan de dieren kunnen sterven.
Voor vogels: zie vogeldifterie.
GENEESKUNDE
Difterie is een door Corynebacterium diphtheriae verwekte acute en besmettelijke infectieziekte die zeer gevaarlijk kan zijn. Sommige epidemieën hebben een hoge sterfte. Na een korte incubatietijd (2-4 dagen) treedt een ontsteking op van het slijmvlies van de keelholte, meestal bij of op de tonsillen (angina diphtherica), waarna spoedig grijswitte beslagen worden gevormd. Deze beslagen kunnen zich in de luchtpijp voortzetten en de stemspleet zodanig vernauwen, dat de ademhaling wordt belemmerd. Het beeld van de ‘kroep’ ontstaat: de patiënt wordt stemloos, heeft een holle hoest, wordt steeds benauwder, m.n. door belemmering van de inademing: verstikking dreigt.
Men verricht dan tracheotomie, d.w.z. door een snede in de hals en de luchtpijp wordt een buisje in de luchtpijp gevoerd voor directe aanen afvoer van lucht. Bij zuigelingen komt het soms voor dat alleen de neus is aangedaan. Wanneer de beslagen zich in de lagere lucht pijpvertakkingen vormen, is de kans op verstikking zeer groot: hier helpt geen tracheotomie meer.Het grote gevaar van de difterie-infectie is niet de bacil zelf, maar de toxinen (giftige stoffen) die deze afscheidt en die een voorkeur hebben voor de hartspier en het zenuwweefsel, waardoor hartspierontsteking (vaak met acute hartdood) en verlammingen (zie polyneuritis) voorkomen, waarvan de belangrijkste zijn: oogaccommodatie-, slik-, verhemelte- en stembandverlamming. Hoe lastig ook en hoe gevaarlijk zij lijken, deze verlammingen kunnen geheel verdwijnen.
Het bij de eerste symptomen toedienen van antiserum kan de ziekte lichter doen verlopen. De immunisatie (door vaccinatie) van zuigelingen heeft de prognose (in Nederland en België) geheel veranderd en ook het aantal ziektegevallen per jaar tot een zeer klein aantal teruggebracht. Sommige mensen (‘bacillendragers’) houden de bacillen in de neus-keelholte na de ziekte, dus zonder verder ziek te zijn; zij zijn zeer gevaarlijk voor niet-gevaccineerden. De difteriepatiënt moet absolute bedrust houden vanwege het grote gevaar dat het hart loopt. Ook wonddifterie komt voor, b.v. in oorlogstijd of op de navelstomp van pasgeborenen.