v./m. (-talen), zintuiglijk communicatiesysteem bij dieren.
Dierentaal omvat iedere vorm van communicatie die bestaat uit signalen die de dieren elkaar geven. Gewoonlijk zijn die signalen van vitaal belang voor het overleven of voor de voortplanting. Bij de signalen maken de dieren gebruik van aanrakingen, gebaren, geluiden, geuren of chemische stoffen; ook lichtsignalen en elektrische verschijnselen kunnen dienen voor de communicatie. Zelfs onder de eencelligen produceren sommige soorten chemische stoffen die als signaal dienen voor soortgenoten. Bij sommige wormen is al sprake van mechanische communicatie: wijfjes van bepaalde soorten bloedzuigers ‘tikken’ op de grond, waarop het mannetje nadert dat een duet met haar begint dat uiteindelijk leidt tot de paring. Bij een enkele zeeworm is al sprake van communicatie door lichtsignalen.
Kreeftachtigen kunnen communiceren door geluiden, gebaren, lichtsignalen en chemische stoffen. De wenkkrab wuift ritmisch met de grootste van zijn beide scharen. Bepaalde garnalen produceren geluiden door het plotseling dichtklappen van een schaar; mogelijk zijn dit territoriale of seksuele signalen. Chemische signalen spelen een belangrijke rol bij het baltsgedrag van sommige kreeften. Van de lichtgevende kreeftachtigen is nog niet bekend of dit licht een signaalfunctie heeft. Terwijl bij spinachtigen ook visuele en chemische signalen dienen voor communicatie, is bij een aantal soorten communicatie via het web ontwikkeld.
Een mannetje kan tikken op of plukken aan het web. Via het web kan het wijfje dan ‘terugseinen’. Afhankelijk van het terugkomende signaal zal het mannetje al dan niet het web beklimmen om te paren.
Bij insekten dienen geluiden (b.v. krekels) of lichtflitsen (b.v. gloeiwormen) als signalen; bij de meeste soorten hebben chemische stoffen (feromon) een signaalfunctie. Het laat zich aanzien dat chemische communicatie een uitermate belangrijke vorm van communicatie is, niet alleen bij insekten maar ook bij zeer veel andere diersoorten. Een zeer bijzondere vorm van communicatie bij insekten is wel de bijendans. Volgens K.von Frisch speelt zich hierbij het volgende af. Als één bij een voedselbron heeft ontdekt deelt zij dat bij thuiskomst mee door kringetjes te draaien boven de raat. De wijze waarop zij deze kringetjes draait en de grootte van de kringetjes informeert de andere bijen over de richting waarin de voedselbron moet worden gezocht, alsmede over de afstand tot de voedselbron.
Bij vissen dienen, behalve feromonen, ook elektrische en drukverschijnselen voor de communicatie. De betekenis van feromonen als chemische signalen bij vissen is waarschijnlijk zeer belangrijk, omdat de meeste vissen over buitengewoon gevoelige reukorganen beschikken. Bij Mormyridae en Gymnotidae, die elektrische velden om zich heen kunnen opwekken, hebben deze elektrische pulsen waarschijnlijk onder meer een signaalfunctie. Bij veel andere soorten vissen zijn geluiden, die via drukvariaties in de zwemblaas kunnen worden geregistreerd, waarschijnlijk zeer belangrijk voor de communicatie. Bij amfibieën en reptielen verloopt de communicatie via visuele, aanrakingsen chemische signalen. Bij vogels vindt de communicatie hoofdzakelijk plaats via geluid (zie vogelzang).
Bij de zoogdieren is vooral chemische communicatie en communicatie via geluid sterk ontwikkeld. Walvissen kunnen via geluiden over grotere afstanden communiceren dan enige andere diersoort: de ‘zang’ van de bultrugwalvis die aan de Noordpool wordt voortgebracht zou door een soortgenoot aan de Zuidpool kunnen worden waargenomen.
Hoewel bij dieren een met de menselijke taal vergelijkbare vorm van communicatie ontbreekt, mag niet onvermeld blijven dat twee vrouwelijke chimpansees, Washoe en Sarah, in staat zijn gebleken een vergelijkbare vorm van communicatie te leren. Washoe heeft doofstommentaal geleerd, waarbij zij bijna 100 tekens kan gebruiken, Sarah heeft geleerd om met blokjes waarop tekens staan te communiceren; zij kan inmiddels meer dan 100 blokjes goed hanteren. Beide dieren zijn in staat om eenvoudige zinnen te maken, en bij beide dieren blijkt een zeker begrip voor zinsstructuur aanwezig te zijn.
LITT. K.von Frisch, Tanzsprache und Orientierung der Bienen (1965); R.Hinde e.a., Non-verbal communication (1972).