Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Deltawerken

betekenis & definitie

een waterbouwkundig en planologisch project dat ten doel heeft de laaggelegen landen in het westen van Nederland zo doeltreffend mogelijk te beschermen tegen de gevaren van de zee.

Bij herhaling zijn de lage gedeelten van Nederland in de loop der eeuwen geteisterd door overstromingen, in de 20e eeuw nog in de jaren 1906, 1916 en 195

3. Bovendien is er een voortschrijdende infiltratie van het zeewater te constateren en dientengevolge een toenemende verzilting. Reeds in de periode 1930-40 was door studies van Rijkswaterstaat gebleken dat verschillende delen van het land, m.n. het zuidwesten, niet voldoende ingesteld waren op uitzonderlijk hoge waterstanden zoals die zich statistisch eens in de paar eeuwen voordoen. Verhoging van de dijken was daartoe geen afdoende remedie omdat dit elders de kans op overstroming groter zou doen zijn. Bovendien werd de steeds meer dreigende verzilting onder ogen gezien, waarvan m.n. Voorne te lijden had.

Zodoende dacht men aan een damverbinding tussen de Zuidhollandse eilanden, welke plannen geleidelijk ook uitgebreid werden tot Zeeland. In dit kader werden na de Tweede Wereldoorlog de bedijking van het noorden van het Zuid-Sloe (1949), de afdamming van Brielse Gat en Botlek (1950) en de afsluiting van de Braakman (1952) ondernomen. deltaplan. Op 2.12.1952 gaf Waterstaat opdracht om de verbetering van de toestand in het zuidwesten van het land te bestuderen. Nauwelijks twee maanden daarna (31.1-1.2.1953) teisterde een stormvloed dit gebied, waarbij 1835 mensen het leven verloren en de algehele schade ca. f 15 mrd. bedroeg. Op 21.2.1953 werd daarop een Deltacommissie ingesteld, die advies diende te geven met betrekking tot het geteisterde gebied en of een afsluiting van de zeearmen wenselijk zou zijn (met uitzondering van de Nieuwe Waterweg en de Westerschelde). De Deltacommissie legde binnen het jaar de plannen voor om alle tussen genoemde zeescheepvaartwegen gelegen zeearmen af te dammen.

In juni 1958 verkreeg het plan de goedkeuring van de volksvertegenwoordiging in de Deltawet. Voor- en nadelen van het plan. Wanneer men de opzet van afsluiting van de zeegaten vergelijkt met de mogelijkheid de bestaande hoogwaterkeringen te verhogen, komt men tot de conclusie dat algehele afsluiting zonder twijfel meer veiligheid biedt. Bij afsluiting blijven nl. de bestaande dijken in tweede linie bestaan, terwijl bovendien ook de kwaliteit van de afsluitingen hoger wordt geacht dan een verhoging van de bestaande dijken. Verder wordt de regeling van de waterhuishouding mogelijk, hetgeen een groot voordeel is. Reeds vóór de uitvoering van deze werken was in het gebied van Zuid-Holland bezuiden de lijn ’s-Gravenhage-Gouda, op de Zeeuwse eilanden en in Noord-Brabant bewesten Tilburg 300 km2 land verzilt, terwijl 1300 km2 verdrogende gronden worden aangetroffen. Bij verbetering van de waterhuishouding kan bij die gronden ten minste 15 % meer opbrengst worden verwacht.

Behalve door de belangrijke verkorting van de kustlijn (tussen de duinen van Walcheren en Voorne 40-50 km tegenover vele honderden kilometer thans) zal door de vorming van zoetwaterbekkens de verzilting worden beperkt. Nagenoeg de gehele afvoer van de rivieren Waal en Maas kan voorts worden gebruikt om de zoutgrens op de Waterweg zover terug te dringen, dat de belangrijke waterinlaat voor de hoogheemraadschappen Delfland, Schieland en Rijnland bij de Parkhaven te Rotterdam en dus ook de prise d’eau van de Rotterdamse waterleiding geen verziltingsbezwaren zullen ondervinden; de Rijnkanalisatie kan voortgang hebben, zodat ook bij lage afvoeren van de Boven-Rijn een belangrijk deel via het Pannerdens Kanaal naar de IJssel en het IJsselmeer kan vloeien ten behoeve van het midden en het noorden van het land. Het wegverkeer zal belangrijke verkortingen in de rijafstanden ondervinden, terwijl de verbeterde communicatie met de eilanden deze uit hun isolement zal verlossen. De recreatie in het deltagebied kan belangrijk toenemen. Afgezien van de verbeterde bereikbaarheid zal op den duur de duinenrij van Walcheren tot Voorne zich sluiten, terwijl de watersport op de afgesloten zeearmen vele mogelijkheden biedt. Een nadeel van deze werken is het geheel of grotendeels verloren gaan van de schaalen schelpdierkwekerijen.

de nadere doelstellingen. Primair is het doel de veiligheid te waarborgen tegen stormvloeden, die een overschrijdingskans hebben van 1 % per eeuw (voor Hoek van Holland bij een stand van 5 m + NAP). De afsluiting van de Hollandsche IJssel, in hoofdzaak ter bescherming van de laaggelegen polders tegen stormvloed, werd in gebruik genomen (1958). De afsluiting voorziet in een stormvloedkering nabij Capelle en Krimpen ter breedte van 80 m, met een dito reservekering, waarbij in geval van dreigend hoog water de tussen torens opgehangen schuiven kunnen worden neergelaten. De scheepvaart kan dan gebruik maken van de aan de westzijde gebouwde schutsluis met een kolklengte van 110 m en een breedte van 24 m. Tevens is een vaste overbrugging gemaakt met een minimum doorvaarhoogte van 5,50 m bij het grenspeil van 2,50 m + NAP.

De afsluiting van de Oude Maas is enerzijds voorzien als afsluiting om bij geringe afvoer van opperwater zoveel mogelijk zoet water via de Noord langs Rotterdam te doen stromen, zodat de zoutgrens stroomafwaarts blijft van de Parkhaven. Anderzijds zal een vloedgolf die alleen nog bij Hoek van Holland kan binnen treden, aanmerkelijk kunnen worden afgedempt, dus verlaagd, door de afzuigende werking van het grote bekken van Haringvliet en Hollandsch Diep, indien deze afsluiting open staat; derhalve zal deze als doorlaat of overlaat worden ingericht met een schutsluis. De Oude Maas heeft een getijvermogen van 37 mln. m3.

De afsluiting (laatste caisson 1969) van het Volkerak, met een getijvermogen van 170 mln. m3 geschiedt om een goede verbinding mogelijk te maken van het rivierwater, dat langs de Waterweg en het Haringvliet moet afstromen, en bovendien om een scheiding te vormen tussen het noordelijk bekken en het Zeeuwse bekken. In deze dam wordt een schutsluizencomplex gebouwd (drie schutsluizen voor de binnenvaart waarvan twee gereed in 1967, en een jachtensluis) en een doorlaatwerk, zodat zoet water in het zuidelijke bekken kan worden geleid ter verzoeting, maar daarenboven ter vergroting van de komberging, indien de (rivier)waterafvoer door het Haringvliet bij stormvloed wordt gestremd.

In de (primaire) dam door het Haringvliet, dat een getijvermogen heeft van 500 mln. m3 worden grote stroomsluizen gebouwd om de functie, die het Hollandsch Diep en het Haringvliet bezitten als afvoerweg van opperwater en van het ijs, te behouden. Tijdens strenge vorst kan door het openen van deze sluizen de getijbeweging op beide stromen worden hersteld, om vastzetten van het ijs te voorkomen en de ijsafvoer te verzekeren. Uit dien hoofde is het dan nodig de Volkeraksluizen te sluiten om verzilting van het Zeeuwse bekken te voorkomen.

De dam door de Grevelingen is gesitueerd ter plaatse van het wantij, met een getijvermogen van 180 mln. m3, om te voorkomen dat bij de bouw van een van de grote afsluitingen in het Brouwershavense Gat of die in de Oosterschelde, de komberging zich zou uitbreiden tot beide zeearmen, waardoor ontoelaatbare snelheden in het Zijpe zouden optreden. Het gelijktijdig uitvoeren van beide grote afsluitingen wordt nl. niet raadzaam geacht. In de Grevelingendam is voorts een schutsluis nodig voor de plaatselijke scheepvaart en voor materieelen materialenaanvoer voor de bouw van de dam in het vlietdam in het Brouwershavense Gat consequenties. Ten gevolge van de uitvoering van het Deltaplan zullen vorm en wezen van het zuidwesten van Nederland, m.n. van de Zuidhollandse en Zeeuwse eilanden zich geheel wijzigen. Het typische karakter en het eigene van dit gebied zullen voor een belangrijk deel verloren gaan. Uiteraard zal dit op tal van gebieden tot een groot aantal problemen leiden.

Op cultureel, maatschappelijk en economisch gebied zullen tal van maatregelen moeten worden getroffen, terwijl ook verkeersproblemen en vraagstukken op het gebied van het waterschapswezen een oplossing zullen vragen. Sommige bestaansbronnen zullen wegvallen, hetgeen het zeer moeilijke vraagstuk van de schadevergoeding in het leven roept. Anderzijds zullen er nieuwe mogelijkheden ontstaan.

De uitvoering van het Deltaplan biedt echter ook mogelijkheden tot een verdere ontwikkeling van het betrokken gebied. Een belangrijke verbetering van de verkeersverbindingen, waarbij de moeilijke veerverbindingen overbodig worden, zal het gebied in nauwer contact brengen met de aangrenzende gebieden, waardoor een betere en snellere uitwisseling van personen en goederen mogelijk wordt. Tuinbouw en fruitteelt zullen nieuwe kansen krijgen, de economische ontwikkeling zal worden gestimuleerd, o.a. door nieuwe vestigingen van bedrijven en de uitbouw van reeds bestaande (b.v. toeleveringsbedrijven). Reeds bestaande mogelijkheden tot industrievestiging zullen beter benut kunnen worden, b.v. het ontworpen industrieterrein in het Zuid-Sloe, dat zonder moeite door de super-schepen van de toekomst bereikt kan worden. Ook recreatie en vreemdelingenverkeer zullen verder tot ontwikkeling kunnen komen (watersport Veerse Meer en later in het Zeeuwse Meer). Indien het lukt het betrokken gebied verder tot ontwikkeling te brengen, zal ook de mogelijkheid worden geboden een keer te brengen in de bevolkingsontwikkeling.

Zeeland heeft een stationaire bevolking doordat de jonge arbeidskrachten naar elders vertrekken om een bestaan te vinden. Door het scheppen van werkgelegenheid binnen dit gebied wordt de mogelijkheid geboden deze arbeidskrachten voor het gebied te behouden, waardoor men tot een harmonischer bevolkingsopbouw kan komen en elders moeilijkheden als gevolg van de sterke bevolkingsdruk kunnen worden verminderd (Randstad Holland). tijdsduur. De uitvoering van het plan is globaal gesteld op 25 jaar. De volgorde van uitvoering wordt, voorzover technisch mogelijk, zodanig bepaald, dat een zo spoedig mogelijke veiligstelling van het zuidwesten van het land wordt verkregen. Na de reeds uitgevoerde werken zoals de stormvloedkering van de Hollandsche IJssel, alsmede de dammen door het Veerse Gat en de Grevelingen, de secundaire Volkerakdam en de primaire afsluiting van Haringvliet en Brouwershavense Gat volgt tenslotte de afsluiting van de Oosterschelde. In afwachting van deze laatste afsluiting is, onafhankelijk van de uitvoering van het Deltaplan, door de prov.

Zeeland de Oosterscheldebrug bij Zierikzee gebouwd ter verbinding van Walcheren en de Bevelanden met het noorden. Een discussie is gaande over de mogelijkheid van aanleg van een brug, tunnel of combinatie van beide onder en over de Westerschelde, waardoor Zeeuws-Vlaanderen uit zijn isolement kan worden verlost en een vlotte verbinding tussen Rotterdam en West-België ontstaat en in de toekomst mogelijk een goede aansluiting op de wellicht te bouwen Kanaaltunnel tussen Frankrijk en Engeland.

Als gevolg van het streven om het natuurlijk milieu in de Oosterschelde te sparen is de regering aan het eind van 1974 afgestapt van het oorspronkelijke plan om deze zeearm geheel van de zee af te sluiten. In plaats daarvan werd op 23.6.1976 door de Tweede Kamer de regeringsbeslissing aanvaard om de dam in de 9 km brede Oosterscheldemonding wel te voltooien, maar er ter plaatse van de drie aanwezige geulen in deze zeearm openingen in te laten, voorzien van een stormvloedkering met een totale doorstroomopening van 11500 m2, hetgeen een getijverschil bij Yerseke mogelijk maakt van 2,30 m, dat is 60 % van het huidige getij van de Oosterschelde, waarmee het behoud van het aanwezige natuurlijke milieu wordt gewaarborgd. Een grotere doorstroomopening van 20000 m2, die handhaving van 90 % van het getij mogelijk maakt, maar £260 mln. duurder is, wordt nog nader bestudeerd.

De stormvloedkering zal bestaan uit pijlers die in de drie geulen van de Oosterschelde zijn geplaatst op onderlinge afstanden van 40 m. Elke pijler wordt gefundeerd op drie in de bodem ingegraven putten, dat zijn tot de diepere draagkrachtige lagen reikende zeer grote verticaal geplaatste betonbuizen. Tussen de pijlers in totaal 83 stuks worden stalen schuiven gehangen, die onder normale omstandigheden openstaan, maar die bij stormvloed kunnen worden gesloten. Aanvankelijk was men van mening dat de stormvloedkering met een dubbel stel schuiven zou moeten worden uitgerust, zoals gebruikelijk bij kunstwerken in een belangrijke waterkering. Uit de technische studies en uit een uitgevoerde risico-analyse is evenwel gebleken dat bij een stormvloedkering volgens de pijlerconstructie, in het speciale geval van de Oosterschelde, zonder concessie op het punt van de veiligheid, kan worden volstaan met een enkele kering. Het nieuwe plan voorziet tevens in twee secundaire dammen in het Oosterscheldebekken, waarmee deze zeearm in compartimenten wordt verdeeld.

Deze verdeling is nodig om het zoute water in de Oosterschelde te scheiden van de daarachter gelegen zoete bekkens en mede in verband met de scheepvaart. Tevens is voorzien in een gedeeltelijke verhoging van de bestaande dijken langs de Oosterschelde. Het tijdstip van afsluiting is in het nieuwe plan vastgesteld op 1985 (in het oude plan werd met het jaar 1978 gerekend).

De kosten van het herziene Oosterscheldeplan bedragen f4275 mln. (prijspeil begin 1976) d.w.z. f2715 mln. duurder dan het oorspronkelijke plan ofwel volgens prijspeil 1974 slechts weinig meer dan de in 1974 maximaal door de regering acceptabel geachte meerkosten van f2000 mln. kosten. Een globale schatting van de totale kosten van het gehele Deltaplan inclusief het herziene Oosterscheldeplan bedraagt f6 mrd.-f6,5 mrd. [ir.T.van den Bout] de volgende overspanningen kunnen worden gemaakt

Litt. Driemaandelijks bericht Deltawerken; J.S. Lingsma, Van terp tot gouden Delta (1970).

< >