[Eng., deflatoire kloof, bestedingstekort], (macro-economie) het verschil tussen de feitelijke bestedingen van overheid, produktieen consumptiehuishoudingen en van het buitenland en het niveau van de bestedingen dat tot volledige werkgelegenheid zou leiden. Het tegenovergestelde is een inflationary gap, inflatoire kloof, of bestedingsoverschot, te weten het verschil tussen de feitelijke bestedingen en de bestedingen die tot volledige werkgelegenheid leiden, en dat tot prijsstijging leidt (bestedingsinflatie).
Litt. D.Dillard, Het econ. stelsel van Keynes (1962); Th.F.Dernburg en D.M.McDougall, Macro-economics (3e dr. 1968); S.Korteweg en F.A.G.Keesing, Het moderne geldwezen (12e dr. 1971); H.Visser, Monetaire theorie (1973).
