Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Dakpan

betekenis & definitie

v./m. (-nen), materiaal voor dakbedekking, meestal keramisch van aard.

De keramische dakpan is evenals de baksteen zeer lang bekend. In de oudheid werd zij reeds door de Chinezen toegepast, terwijl ook de Grieken en de Romeinen deze dakbedekking kenden. In zuidelijke landen (Balkan, Italië, Spanje) ziet men nog zeer veel halfronde dakpannen, die elkaar overdekken. De zgn. nonnen liggen met de ronding naar beneden, de monniken met de ronding naar boven. In de noordelijke landen is men er lang geleden toe overgegaan een non en een monnik door één gewelfde pan te vervangen.

Dakpannen worden in velerlei vormen gemaakt. Met uitzondering van de holle pannen en de zgn. leipannen (een nabootsing van de natuurlijke leien) worden de pannen steeds voorzien van kopen zijsluitingen waardoor op het dak een goed sluitend geheel wordt verkregen, waarbij die sluitingen zodanig zijn aangebracht dat een goede waterafvoer verzekerd is. Men kan twee hoofdgroepen onderscheiden:

1. vlakke pannen, de kopsluiting is vlak; b.v. tuiles du nord, muldenpannen, kruispannen;
2. holle pannen, hierbij loopt de kopsluiting geheel mee met het welvende dwarsprofiel, b.v. opnieuw verbeterde holle pan, romeinse pan, romaanse pan. Welke pan voor een bepaald dak geschikt is, hangt af van zowel esthetische als praktische eisen, waarbij de dakhelling ook een belangrijke rol speelt.

Voor een dak zijn behalve dakpannen ook hulpstukken nodig. Voor een duidelijker dakbeëindiging: gevel- of kantpannen, bovenpannen en onderpannen; voor het snel afvoeren van door het dakbeschot opstijgende waterdamp: ventilatiepannen. Voor het afdekken van de nok: nok-, zadelen schubvorsten. De voornaamste eisen die men aan dakpannen stelt, zijn, dat zij een goed sluitend geheel vormen, dat zij, hoewel poreus, voldoende waterdicht zijn, voldoende sterk zijn, zodat men op het dak kan lopen, en voldoende weerstand tegen stukvriezen bieden; hiertoe is ook een goede ventilatie tussen het pannendak en het dakbeschot noodzakelijk. Om aan deze eisen te kunnen voldoen, moet de grondstof klei bepaalde eigenschappen hebben, o.a. moet zij een groot gehalte aan fijnste delen (10 p.m, waarvan een gedeelte 2 p,m) bezitten. Dit is dan ook de reden waarom de dakpannenindustrie veel meer aan bepaalde plaatsen gebonden is dan de baksteenindustrie (in Nederland: Tegelen, Belfeld, Reuver, Thora en Echt in Limburg, Deest bij Nijmegen, Woerden en Alphen aan den Rijn; in België: Boom en Kortrijk).

De menging en voorbewerking, waarbij voornamelijk kollergangen en walsen worden gebruikt, moeten grondig geschieden, opdat een gelijkmatig produkt wordt verkregen. Hiertoe worden met een strengpers koeken gemaakt die op de reeds lang toegepaste revolverpers tot pannen worden geperst. Op een vijfkantige trommel zijn vijf ondervormen aangebracht (afb.), op elk waarvan telkens een kleikoek wordt gebracht, de vijfkant draait een slag verder en de bovenvorm komt naar beneden, daarbij de kleikoek samenpersend tussen beide vormen. Bij de volgende beweging gaat de bovenvorm weer naar boven, terwijl de vijfkant een slag verder draait en de gevormde pan door middel van een raampje van de vorm kan worden genomen. Heden, evenals vroeger, past men in vele gevallen vormen van gips toe, daarnaast ook vormen van staal of kunststof. Men heeft getracht dit proces te automatiseren waartoe verschillende systemen zijn ontwikkeld.

Na het persen volgt het drogen, dat door warme lucht geschiedt in droogkamers of droogtunnels, waarbij temperatuur, relatieve vochtigheid en doorgevoerde hoeveelheid lucht automatisch kunnen worden geregeld. Voor het bakken worden meer en meer tunnelovens (baksteen) toegepast, in plaats van ringovens en periodieke ovens. Voor het maken van zgn. gesmoorde pannen laat de periodieke oven zich niet verdringen. Daarin ontstaat door toevoer van een overmaat brandstof (aardgas, olie of kolen) een reducerende atmosfeer, zodat de rode ijzerverbindingen tot grijze of zwarte worden gereduceerd. De afkoeling dient grotendeels onder afsluiting van de lucht te geschieden om heroxidatie te voorkomen. Men gebruikt dan meestal overslaande-vlamovens, met vuren en vlammuren aan de beide lange rechthoekszijden.

De verbrandingsgassen strijken door de ingezette pannen heen en verlaten de oven door de geperforeerde vloer. Na het bakken worden de dakpannen op klank en kleur gesorteerd. Geëngobeerde dakpannen worden vóór het bakken overgoten met een papje van een anders (soms kunstmatig) gekleurde kleisoort (engobe). Glazuren voor dakpannen zijn meestal loodglazuren, mat of glanzend. Ook wordt uitgegaan van bepaalde sterk ijzerhoudende kleisoorten. Door opslibben en laten bezinken wordt een suspensie van uiterst fijne kleideeltjes verkregen.

Begiet men hiermee de ongebakken pan, dan verkrijgt men na drogen en bakken een pan met een fraai rood zijdeglanzend oppervlak. Het betreft een herontdekte techniek, die door de Grieken en later door de Romeinen op gebruiksvaatwerk werd toegepast. [ir.A.J.Rijken]

< >