[Eng.], m. (-s), Engels politiebeambte.
De chief constable is in ieder graafschap het hoofd van de politie. Oorspronkelijk was het ambt van constable een militair. Het ontwikkelde zich in de Normandische periode (ca. 1100) van bevelhebber van een legeronderdeel tot opperbevelhebber en vertoonde een analoge ontwikkelingsgeschiedenis met de Franse connétable. Dit constableambt was enige tijd erfelijk en in handen van het geslacht Hereford, later van het geslacht Buckingham. Het werd in de 16e eeuw door Hendrik VIII opgeheven. Vanaf ca. 1285 ontwikkelde zich echter ook het politiële ambt van constable, die als hoofd van een zgn. hundred te vergelijken is met de Ned. schout of baljuw.