Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Conservatisme

betekenis & definitie

[Lat.], o., behoudzucht, verkleefdheid aan het bestaande.

Conservatisme wordt toegeschreven aan die partijen of groeperingen die in diverse landen en tijdperken een behoudend (politiek) program voorstaan. Aangezien dit behoudende karakter (nog afgezien van de vaststelling van aard en hoedanigheid van hetgeen behouden moet worden) een sterk tijdgebonden element in zich draagt, is conservatisme een relatief begrip, dat zich dientengevolge aan een concreter definiëring onttrekt. Belangrijker dan het politieke aspect is dat het conservatisme in wezen een levenshouding en -instelling is. Soms is het zelfs een mentaliteit of gesteldheid, die pas werkelijk tot uiting komt wanneer zij wordt geconfronteerd met tegenovergestelde meningen. Het is nauw verwant aan het traditionalisme (Mannheim noemde conservatisme een gesystematiseerd traditionalisme). Dit conservatisme wordt in eerste instantie gekenmerkt door een zekere eerbied voor het gewordene, dat als van hoger orde dan het wordende wordt aanvaard.

Het conservatisme als politieke houding en ideologie ontwikkelde zich in de 19e eeuw, m.n. als tegenhanger van het politieke liberalisme, dat zich getooid had met het vrijheidsideaal van de Franse Revolutie. Als geestelijke vader van dit conservatisme mag de Engelsman Edmond Burke beschouwd worden, die in zijn Reflections on the revolution in France (1790) het naar zijn mening kunstmatige karakter en de antihistoriciteit van de Franse Revolutie van 1789 veroordeelde, om vervolgens te stellen, dat staatsrechtelijke hervormingen alleen met toepassing van het continuïteitsbeginsel kunnen en mogen worden doorgevoerd. Elke politieke verandering moet volgens hem een verbetering zijn van het gewordene, dat in de verandering zichzelf blijft. Eerbied voor het natuurlijke en het historisch gegroeide, in feite eerbied voor het geordende, bepaalde Burkes conceptie van conservatisme. Deze conceptie is (volgens Burke) geen star dogma, daar zij zich verwerkelijkt in een menselijke (natuurlijke) gemeenschap, nl. in de staat, die met de levenden en de doden ook hen die nog zullen komen (mede)omvat. Dit dynamische karakter van conservatisme onderscheidt het van begrippen als -reactie en -restauratie, waarmee het vaak wordt verward.

Na de Tweede Wereldoorlog werd het conservatisme steeds meer gesteld als tegenhanger van een politieke conceptie die zich -progressief noemt, waarmee in vele gevallen een schijntegenstelling wordt gecreëerd.

LITT. H.Cecil, Conservatism (1919); K.Mannheim, Das konservative Denken. Sociologische Beitrage zum Werden des politisch-historischen Denkens in Deutschland (Arch. f. Sozialwissensch., 1927); H.J.Schoeps, Konservative Erneuerung (1958); H.Barth (red.), Der konservative Gedanke (1958); P.Witonski (red.), The wisdom of conservatism (1971); H.G.Schumann (red.), Konservatismus (1974).

< >