Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-07-2019

Condoom

betekenis & definitie

[Lat. condus, bewaarder], o. (-domen), (ook: preservatief; populair: kapotje), in het algemeen een van vliesdun rubber vervaardigd zakje (b.v. vingercondoom bij het toucheren); m.n. gebruikt als voorbehoedmiddel door vóór de coïtus een condoom (kapotje) over de penis te schuiven.

Het condoom is een ca. 15 cm lang rubber of plastic cilindervormig hoesje. Het heeft om de opening een verdikte rand waaromheen het kan worden opgerold of afgerold. Het condoom voorkomt dat het sperma in de schede komt en is tevens een belangrijk beschermingsmiddel tegen geslachtsziekten. Het zwangerschapscijfer van het condoom is

10. De betrouwbaarheid van het condoom is goed, mits de kwaliteit goed is, het bij iedere coïtus wordt gebruikt, tijdig wordt aangebracht, d.w.z. voordat het zgn. voorvocht wordt geproduceerd, en aan de top van de penis niet strak over de eikel wordt getrokken, maar enige ruimte wordt vrij gelaten, zodat het sperma doelmatig wordt opgevangen.

Kort na de zaadlozing dient de man zich terug te trekken, de rand van het condoom aan de basis vasthoudend. Wacht men zo lang dat verslapping van de penis is opgetreden, dan kan sperma uit het condoom in de schede lopen. Bij lekkage (binnen 24 uur te ontdekken) kan de vrouw de zgn. morning-after-pil gebruiken. Wanneer het condoom bovendien nog gecombineerd wordt met een zaaddodende pasta, kan op grote betrouwbaarheid worden gerekend.

< >