Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Chili

betekenis & definitie

(República de Chile), republiek aan de zuidwestkust van Zuid-Amerika, 741767 km2, 10,0 mln. inw. Hoofdstad: Santiago.

De kustlijn van Chili is 4240 km lang en de breedte van het land varieert van 100—350 km.Het grondgebied omvat tevens een groot aantal eilanden, waaronder het westen van Vuurland (Tierra del Fuego), Paaseiland, de Chiloé Archipel, San Felix en San Ambrosio, Sala y Gomez, Juan Fernandez Eilanden, Quirina, Santa Maria y Mocho en het Chileense Antarctische Territorium (1250000 km2).

FYSISCHE GESTELDHEID GEOLOGIE,

RELIËF EN AFWATERING.

Van west naar oost is Chili geomorfologisch in drie eenheden te verdelen:

1. het Kustgebergte, een systeem van hoogvlakten en terrassen;
2. de Cordillera de los Andes, een geologisch jong gebergte;
3. een lager gedeelte hier tussen, de Centrale Vallei.

Van noord naar zuid zijn er grote verschillen. In het noorden, dat zich tot en met de prov. Coquimbo uitstrekt, wordt de kusthoogvlakte door de Atacama Woestijn van de Andes gescheiden. Hier liggen droge bekkens, bolsons, ontstaan door het uitdrogen van in geologisch jonge tijden nog bestaande meren. Daarbij zijn zoutafzettingen ontstaan, de zgn. caliches. Het Kustgebergte wordt slechts door één rivier doorsneden: de Rio Loa. De andere Andesrivieren eindigen in de woestijn.

Het midden strekt zich uit tot het eiland Chiloé. De rivieren van de Andes hebben hier brede dalen uitgeslepen op de hoogvlakte; afwisselend zijn er scherpe V-dalen en diepe ravijnen ontstaan. De kustlijn wordt gevormd door steile kliffen. Uitlopers van de Andes verdelen de Centrale Vallei in afzonderlijke bekkens. Tussen de Valle Central langs de Aconcagua Rivier, het dichtstbevolkte gebied van Chili, en het begin van de woestijn in Coquimbo bereiken de uitlopers van de Andes het Kustgebergte; hier is dus de Centrale Vallei afwezig. De Andesketen bereikt hier grote hoogten. Ten zuiden van Talca staat een rij van actieve vulkanen westelijk van de hoofdketen.

Het gehele zuiden is sterk vergletsjerd geweest: er zijn hier fjorden uitgeslepen. Achter hoefijzervormige moreneheuvels liggen meren; dit is het ‘merengebied’. Ten zuiden van Puerto Montt aan de Reloncavi Golf gaat het Kustgebergte over in een groot aantal eilanden, terwijl de Centrale Vallei in zee eindigt. De Andes eindigen in een laagvlakte, Patagonië of Atlantisch Chili. Dit is een golvend gebied van glaciale morenenformaties, aan weerszijden van de Straat van Magallanes (die de verbinding vormt tussen beide oceanen). Het laatste deel van het Andes-systeem is Kaap Hoorn.

De steile val van de bergen in Chili zet zich onder water verder voort, waar een langgerekte trog van 6000 m diepte zich uitstrekt, de AtacamaTrog. Hier bestaan spanningen in de aardkorst. Sinds 1575 zijn er meer dan 100 aardbevingen geweest. De laatste hevige aardbeving in Valparaiso was in 1965.

KLIMAAT

De invloed van de zee, de breedteligging en het reliëf veroorzaken een grote verscheidenheid van klimaattypen. In het noorden heerst een uitgesproken woestijnklimaat, meer naar het zuiden gaat dit over in een steppeklimaat. De Humboldt(Peru)stroom drukt de temperatuur, zodat deze op zeeniveau voor tropische streken laag is (b.v. Iquique heeft een gemiddelde jaartemperatuur van 17,3 °C). Tot 300 m boven zeeniveau treden in de kustzone nevels op. Het midden is het gebied van het typisch mediterraan klimaat: droge zomers, vochtige winters.

De gemiddelde jaarlijkse neerslag van 350 mm loopt naar het zuiden op tot 1200 mm. De gemiddelde jaartemperatuur is 13 - 15 °C. Het zuiden heeft een jaarlijkse gemiddelde regenval van 1000 mm tot 2000 mm, in de bergen loopt dit op tot 3000 mm. Het is de zone van de westenwinden. De temperatuur komt in het uiterste zuiden nooit hoger dan 14 °C. Er komen stormen van 80 km per uur voor.

FLORA

In het noorden is een woestijnflora, in de nevelregionen struikgewas, op de Andeshellingen scrub en cactussen. De altijd groene mediterrane flora is kenmerkend voor het midden. Cipres, pinus en eucalyptus zijn hier aangeplant. In het zuiden gaat het oorspronkelijke dichte woud van loofbomen over in naaldbomen; de boomgrens ligt hier laag. Chileens Patagonië heeft alleen zeer hard gras.

FAUNA

In de noordelijke Andes leven nog (zeldzaam) de kameelsoorten: guanaco, lama, alpaca en vicuna; eveneens in de bergen: een groot hertesoort (huemul), verder poema en wilde kat. De inheemse chinchilla is vrijwel uitgestorven. In het zuiden: Darwin-vos, enige soorten buideldieren en een klein hert (pudu); de nationale vogel, de condor, en op Vuurland de schapenjager en een giersoort, de carrancho.

BEVOLKING

SAMENSTELLING

De huidige bevolking bestaat overwegend uit mestiezen: afstammelingen van Spaanse kolonisten, van wie velen zich vermengden met Araukanen en met immigranten, die in de 19e eeuw uit Europa kwamen (Duitsers, Spanjaarden, Fransen, Joegoslaven, Engelsen, Italianen, Zwitsers). Er zijn nu 200000 raszuivere Araukanen of Mapuche-lndianen, die de oorspronkelijke bewoners waren. Het zijn kleine boeren, die in reservaten (3048 reservaten, te zamen 7000 km2) leven, volgens hun eigen tradities. De andere groepen Indianen in Chili handhaven weinig van hun cultuurpatroon. In het noorden leven, in kleine Andesdorpen, een paar duizend Quechua en Aymara-Indianen. Een klein aantal van de Chango-Indianen in de kustgebieden van de prov.

Atacama en Coquimbo hebben hun etnische identiteit behouden, maar zijn geassimileerd met de mestiezenbevolking. De Atacamenogroepen in Arica en Tarapaca zijn ook geassimileerd. Op Vuurland zijn de Ona Alacalouf en de Yahgangroepen bijna uitgestorven. URBANISATIE. Volgens de volkstelling van 1970 woont 74 % van de Chilenen in de steden en 26 % op het platteland. De bevolkingsdichtheid is 13,54 per km2; 25 % van de bevolking woont in de hoofdstad en haar voorsteden; de drie centrale prov.

Santiago, Valparaiso en O’Higgins hebben 50% van de totale bevolking. Het geboortencijfer is 27,6 %o; sterftecijfer 8 %o; kindersterfte 65,2 per 1000 levend geborenen. Door de trek naar de steden blijft de plattelandsbevolking ongeveer gelijk in aantal.

TAAL

Spaans is de officiële taal en de voertaal; Araukanen spreken Mapuche.

GODSDIENST

De rooms-katholieke godsdienst wordt door 90 % van de bevolking beleden. Kleine groepen Indianen belijden een natuurgodsdienst.

COMMUNICATIEMIDDELEN

Het land beschikt over een uitgebreid staatsnet van telefoon-, telegraaf- en telexverbindingen. Chili telt 31 kortegolf en 144 middengolf-radiozenders. De staatstelevisie heeft 15 zenders; drie universiteiten hebben televisiezenders, meest voor educatieve doeleinden.

ECONOMIE

ALGEMEEN

De Chileense economie heeft sterk te lijden van een ontoereikende landbouwproduktie. Door een inefficiënt gebruik van de grond is import van 30 % van de benodigde levensmiddelen noodzakelijk. De regering-Allende (1970-73) voerde hervormingen en onteigeningen door in landbouw en industrie. De particuliere ondernemers verzetten zich hiertegen, waarbij zij de produktie verminderden of deze zwart verhandelden. De VS stelden in deze periode een economische boycot in. Na de machtsovername door de militaire junta verslechterde de economische toestand verder.

De werkloosheid onderging meer dan een verdubbeling (boven 15 %). De inflatie ging in 1975 boven de 300 %. Hoewel een licht herstel intrad, heerst er grote armoede en zijn er grote tekorten. O.a. hierdoor moet de junta een sterke pressie uitoefenen om sociale onrust te onderdrukken. Een ontwikkelingsplan voor 197480 moet de landbouw, mijnbouw en petrochemische industrie stimuleren.

LANDBOUW EN VEETEELT

Door het onvermogen van de landbouw gelijke tred te houden met de groei van de bevolking, werd Chili een importeur van landbouwprodukten. In 1967 werd een agrarische hervorming doorgevoerd, waarbij coöperaties werden opgericht (‘Asentamentos’). Op onteigend land konden de boeren na enkele jaren zelf kiezen: een familiebedrijf opzetten of in de coöperatie blijven. Het gebrek aan goed geschoolde landarbeiders is een van de oorzaken van het mislukken van de landbouwhervorming in de periode-Allende. De huidige regering heeft van de bijna 100000 km2, die in de jaren 1965-73 was onteigend, ruim 23000 km2 teruggegeven aan de oorspronkelijke eigenaars, waardoor het grootgrondbezit weer toeneemt. Tot nu toe is 40 % van het totale agrarische grondbezit verdeeld tussen 65 000 boeren, terwijl op de resterende 60 % niet minder dan 75 % van de boerenbevolking woont en werkt.

Vanaf 1974 is een herstel ingezet. Er moet echter nog veel voedsel worden geïmporteerd (in 1975 voor VS $330 mln.).

In het noorden worden in oasen o.a. maïs, vruchten, groenten en suikerriet verbouwd. Veeteelt: lama’s, geiten, alpaca’s. In het midden worden verreweg de meeste landbouwgewassen geproduceerd: rijst, tabak, hennep, zonnebloemzaad, granen, aardappelen, wijnbouw, appels. De veeteelt levert slacht- en melkvee. Het zuiden is een van de beste natuurlijke schapenfokgebieden ter wereld; er grazen ook runderen.

BOSBOUW

n het merengebied en de nabij gelegen berghellingen zijn dichte natuurlijke wouden met geschikte timmerhoutsoorten. In 1969 bedroeg de oppervlakte van de Monterey-grove den'plantages’ 2700 km2, hoofdzakelijk gelegen in de stroomgebieden van de Bio-Bio en van de Maule. Jaarlijks wordt 400 km2 grove den geplant om aan de sterk stijgende vraag naar cellulose te voldoen. Er zijn drie grote cellulosefabrieken en twee krantenpapierfabrieken in het Bio-Biogebied. De waarde van de Chileense uitvoer van papier, cellulose en krantenpapier bedroeg VS $32 mln. in 1970; in 1974 werd Chili de grootste producent in Zuid-Amerika van cellulose.

VISSERIJ

De kustwateren zijn, door de invloed van de relatief koude Humboldtstroom, rijke visgronden. Tussen Antofagasta en Arica worden gevangen: ansjovis, sardines, bonito, tonijn. De ansjovisvangst heeft als centrum de haven Iquique, waar ook het grootste aantal vismeelfabrieken van Chili staat. Voor kabeljauw zijn de belangrijkste vissersplaatsen: Talcahuano, San Antonio, Valparaiso. Ten zuiden van Puerto Montt: vangst van oesters en krabben. Een groot gedeelte van de vangsten is bestemd voor de vismeel- en visolie-industrie, daarnaast is er een hoog binnenlands verbruik.

ENERGIE

Hydro-elektrische energie wordt geleverd door 14 over het gehele land verspreide centrales, die 58,5 % van de benodigde hoeveelheid leveren. Chili heeft de hoogste energieproduktie per hoofd van de bevolking van geheel Zuid-Amerika. In 1975 is vastgesteld dat op 20 plaatsen in het land uranium aanwezig is, voldoende voor eigen gebruik en eveneens voor export. Het La Reina-atoomcentrum, een researchinstituut in Santiago, beschikt over een 5 megawatt-reactor. zie afb.

MIJNBOUW

Chili’s grootste rijkdom ligt in zijn mineralen, die vooral voorkomen in de noordelijke prov.: Tarapaca, Antofagasta en Atacama.

Koper is verreweg de belangrijkste deviezenbron: 80 % van de export en 30 % van de staatsinkomsten. Sedert 11.7.1971 is de koperindustrie genationaliseerd. Hiertoe behoren de mijnen Chuquicamata (de grootste open mijn ter wereld), en La Exótica (in Antofagasta), El Salvador (in Atacama) en de grootste ondergrondse mijn ter wereld, El Teniente (O’Higgins). Gezamenlijke produktie in 1974: 764000 t zuiver koper. De kleinere ondernemingen produceerden 2700001 zuiver koper. Export in 1974 VS $ 1600 mln.

De Chileense kopervoorraden bedragen 40 % van de wereldvoorraad. Chili is de derde koperproducent na de VS en de USSR.

In 1945 zijn aardolie en aardgas ontdekt in de prov. Magallanes; zij worden door een staatsbedrijf geëxploiteerd. Raffinaderijen: Concon (noordelijk van Valparaiso), Concepción en Magallanes (Cabo Negro). De olieproduktie dekt slechts 25 % van de binnenlandse behoefte (in 1970 was dat 50 %). De olie-invoer vergde in 1975 een bedrag van VS $300 mln. (22,5 % van de totale invoer). Vloeibaar gas als bijprodukt, 7,38 mln. m3, is voldoende voor eigen gebruik. Er zijn reserves olie en aardgas in de Straat van Magallanes.

Chilisalpeter wordt in de Atacama Woestijn geëxploiteerd. Vroeger was dit Chili’s belangrijkste exportprodukt, nu overvleugeld door koper en sinds kort ook door ijzer. Produktie in 1974: 782000 t. De ijzerertsvoorraden bedragen 1000 mln. t. Belangrijkste mijnen: El Garrobe en Las Adrianitas (Atacama), El Lacon (Antofagasta), El Tofo en El Romeral (beide genationaliseerde mijnen in Coquimbo). Produktie in 1974: 10,2 mln. t.

De meeste steenkool wordt gedolven op het schiereiland Lebu, ten zuiden van Concepción; de lagen bevinden zich onder de zeebodem. Produktie in 1974: 1,5 mln. t.

Verder worden o.a. geëxploiteerd: goud, zilver, molybdeen, lood en zink.

INDUSTRIE

Chili behoort tot de meer geïndustrialiseerde landen van Zuid-Amerika. Santiago is veruit het belangrijkste industriële centrum, gevolgd door Valparaíso en Concepción. De produktie heeft in 1973 een sterke terugslag ondervonden als gevolg van de politieke en sociale onrust. Kon in 1972 nog een groei gerealiseerd worden van 2,5 %, in 1973 werd een achteruitgang geconstateerd van 6,5 %. Vooralsnog vormt de afzet op de binnenlandse markt een probleem door de toegestane prijsverhogingen. Het merendeel van de mijnbouwproduktie wordt in eigen land bewerkt.

De voedingsmiddelenindustrie omvat 25 % van de totale. Papier- en cellulosefabrieken zijn in Valdivia, Laja, Bio-Bio, Puerto Alto en Chillán. De drie grootste cementfabrieken staan in El Melón, Polpaico en Bío-Bío. De staatsstaalfabriek is gevestigd in Huachipato bij Concepción.

HANDEL

Door achteruitgang van de export heeft de buitenlandse handel een aantal jaren in toenemende mate tekorten op de handelsbalans opgeleverd, met als dieptepunt in 1972 een tekort van VS $469,3 mln. De snelle toeneming van de import is het gevolg van een tekort aan voedingsmiddelen op de binnenlandse markt en aan grondstoffen voor de verwerkende industrie.

De totale uitvoer daalde in 1975 met 28,4 % tot VS $1547,7 mln., hetgeen een gevolg was van een geringere koperopbrengst. In de eerste vier maanden van 1976 is de koperexport weer vergroot. De invoer is in 1975, door een restrictieve handelspolitiek, gedaald met 44,6 %, waardoor de handelsbalans voor het eerst sinds jaren weer in evenwicht was.

Hoewel de VS nog steeds de sterkste positie bezitten op de Chileense markt, is de Amerikaanse invloed vanaf 1970 gedaald, evenals het marktaandeel van de BRD en Groot-Brittannië. De invoer uit Frankrijk, Spanje, Argentinië en de communistische landen is toegenomen. Nederland nam met een aandeel van ca. 3 % de tiende plaats in op de ranglijst van leveranciers. De voornaamste afnemers van Chileense produkten zijn (1973): Japan (17,7 %), BRD (14 %), Groot-Brittannië (10 %), de VS (8,6 %), Italië (7,1 %), Frankrijk (6,7 %) en Nederland (4,7 %). Chili is lid van de L AFT A (Latin American Free Trade Association) en daarbinnen van de Andes-groep.

VERKEER

De belangrijkste weg(deel van de Pan American Highway) en spoorwegverbinding loopt door het centrale lage gedeelte van Arica naar Puerto Montt, met vele aftakkingen naar havens, industrie-, mijn- en landbouwgebieden. Het spoorwegnet is 9700 km groot en wordt voor 80 % door de overheid geëxploiteerd. De grootte van het wegennet is in totaal ca. 65000 km, waarvan 5000 km geasfalteerd.

Het grootste deel van het binnen- en buitenlandse goederenvervoer vindt plaats over zee. Chili telt ruim 80 havenplaatsen, waarvan de meeste slechts toegankelijk zijn voor kustvaartschepen. De volgende havens nemen te zamen meer dan 80 % van de goederenomslag voor hun rekening: Arica, Iquique, Antofagasta, Coquimbo, Valparaíso, San Antonio, Punta Arenas, alsmede de vrijhavens Magallanes, Chiloé en Aysén. De belangrijkste invoerhaven is Valparaíso (ca. 40 % van de invoer); de noordelijk gelegen havens zijn door de aldaar gewonnen koper de belangrijkste uitvoerhavens. Waar goede weg- en spoorlijnverbindingen met het achterland zijn, zijn transitohavens.

Chili telt naast 10 internationale luchthavens, waarvan de grootste bij Santiago ligt (Padahuel), 20 luchthavens van lokaal belang. De belangrijkste nationale luchtvaartmaatschappij is de Linea Aerea Nacional, die zowel internationale als lokale verbindingen onderhoudt.

TOERISME

Midden-Chili is het toeristengebied bij uitstek door de met sneeuw bedekte bergtoppen, de bossen, mogelijkheden voor zwemmen, vissen, zeilen, voor het bezoeken van culturele instellingen, voor het bijwonen van religieuze festiviteiten. Chili heeft vele luxueuze vakantiecentra; ook zijn er eenvoudige toeristenplaatsen. Jan.— mrt. is het vakantieseizoen.

STAATSINRICHTING

BESTUUR

De huidige Chileense grondwet dateert van 1925. De wetgevende macht berust bij het Congres, bestaande uit een Senaat (50 leden) en een Kamer van Afgevaardigden (150 leden). Er is algemeen kiesrecht voor de staatsburgers van 18 jaar en ouder. De uitvoerende macht berust bij de president, die door het volk gekozen wordt; ambtstermijn zes jaar.

Chili is ingedeeld in 25 prov. onder intendanten (intendentes). De prov. zijn onderverdeeld in departementen (bestuurd door gobernadores), districten en gemeenten. Aan het hoofd van een gemeente staat een alcalde (burgemeester), bijgestaan door een gemeenteraad van 5—15 leden, die voor drie jaar worden gekozen door het volk.

Sedert de revolutie van 11.9.1973 wordt Chili geregeerd door een junta van vier personen: aan het hoofd ervan staat president A. Pinochet, bijgestaan door 13 ministers (militairen en burgers). In 1974 is hieraan een adviesraad toegevoegd, bestaande uit 14 ‘wijze mannen’ uit alle maatschappelijke groeperingen.

RECHTSPRAAK

De Hoge Raad zetelt in de hoofdstad. Verder zijn er 12 gerechtshoven, verdeeld over het land. Rechtbanken van eerste aanleg zijn gevestigd in hoofdsteden van de departementen, alsmede alleensprekende rechters voor civiele zaken.

MUNT

Op 29.9.1975 is de peso wederom ingevoerd, in plaats van de escudo. Omwisselingskoers: 1 peso = 1000 escudos. Devaluatie volgde, maar na het lichte conjuncturele herstel heeft de regering op 30.6.1976 de peso met 11,2 % gerevalueerd, van P 13,90 tot P 12,50 per 1 VS $.

FINANCIËN

Hoewel de schuldenpositie zorgelijk is, ontvangt het land kredieten, mede dank zij de invloed die de VS daarop uitoefenen, o.a. van de Interamerikaanse Ontwikkelingsbank (BID). De Wereldbank heeft een krediet van VS $14 mln. verstrekt met een looptijd van 25 jaar en een rentevoet van 7 % per jaar, bestemd voor de bouw van tien landbouwscholen in de zuidelijke agrarische gebieden.

ONDERWIJS

Het onderwijssysteem geldt als een van de beste van Zuid-Amerika, resultaat van een in 1966 in werking getreden vijfjarenplan. Het openbaar onderwijs is gratis; particuliere scholen (30 % van het aantal leerlingen) vragen enig schoolgeld. Lager onderwijs, dat zeven jaar duurt sedert 1966, wordt in de praktijk gevolgd door 2,3 mln. (1973) leerlingen van 5—16 jaar. Op het platteland is veel schoolverzuim. Lager beroepsonderwijs is veelal gecombineerd met lagere scholen. Het middelbaar onderwijs telde in 1974 302000 leerlingen.

Er zijn veel schoolinternaten, 50 % van de leerlingen behaalt het einddiploma. Middelbaar beroepsonderwijs ook voor meisjes - omvat technisch onderwijs, handels- en landbouwonderwijs.

Er zijn twee rijksuniversiteiten en zes particuliere universiteiten. Het aantal studenten groeide sterk na de afschaffing van het toelatingsexamen (1966). De beide rijksuniversiteiten zijn gevestigd in Santiago, met nevenafdelingen over het land verspreid, te weten de universiteit van Chili (9000 docenten, 51000 studenten) en de Staatstechnische Universiteit (590 docenten, 10000 studenten). De particuliere universiteiten zijn gevestigd in Santiago, Valparaíso, Antofagasta, Concepción en Valdivia. Totale aantal studenten 96000 (1970). Analfabetisme: 5 % in de steden, 19 % op het platteland.

DEFENSIE

Militaire dienstplicht bestaat voor alle mannen van 18—45 jaar. De eerste oefening duurt één jaar; daarna indeling bij de reserve (200000). De landmacht omvat 32000 man en is verdeeld in 5 divisies, bevattend 6 cavalerieregimenten, 16 infanterieregimenten en 5 artillerieregimenten. De marine telt 22000 man en bezit o.a. 2 onderzeeërs, 3 kruisers en 6 torpedojagers. De luchtmacht telt 8500 man en heeft 200 vliegtuigen, waarvan 50 gevechtstoestellen. Paramilitaire strijdkrachten: 30000 carabiñeros. [drs.C.J.Wilten-de Muinck Keizer] LITT. J.Petras, Politics and social forces in Chilean development (1969); P.E.James, Latin America (1969); Area handbook for Chile (1969); J.Swift, Agrarian reform in Chile; an economic study (1974); A.Taylor, South America (1973).

CULTUUR

LETTERKUNDE

De 19e-eeuwse Chileense letterkunde kende twee belangrijke figuren: de romanschrijver Alberto Blest Gana, die onder de invloed van het Franse realisme stond, en Vicente Pérez Rosales (*1807, ♱1886), wiens memoires, Recuerdos del pasado, hoewel in feite geen strikt litterair werk, toch worden beschouwd als het belangrijkste boek uit die periode. Ca. 1900 werd ook de Chileense litteratuur beheerst door het modernismo, maar daarnaast was er ook reeds een stroming die zich sterk met de Chileense werkelijkheid bezighield. De belangrijkste geëngageerde auteurs zijn de dichter Carlos Pezoa Veliz (*1879,♱1908) en de verteller Baldomero Lillo. In hun werken kwam de problematiek van de plattelandsbevolking en van de arbeiders, gebukt onder de grootgrondbezitters, sterk naar voren. Vooral de poëzie kende daarna een grote bloei, met in de jaren twintig Gabriela Mistral en Vicente Huidobro en in de jaren dertig Pablo de Rokha (*1894, ♱1972) en vervolgens Pablo Neruda. Vooral de laatste twee hielden zich sterk met de Chileense, en ook Latijns-Amerikaanse realiteit bezig. Na ca. 1960 staat de poëzie ook in het teken van de zgn. conversatiepoëzie, ook wel ‘antipoëzie’ genoemd; belangrijke vertegenwoordigers hiervan zijn Nicanor Parra en Enrique Lihn.

De roman heeft nooit zo’n bloei gekend als de poëzie; de romankunst wordt vertegenwoordigd door o.a. Manuel Rojas en Carlos Droguett. Na 1960 kwam vooral José Donoso naar voren en van de jongste generatie zijn o.a. Antonio Skármeta (*1940) en Ariel Dorfmann (*1941) van belang. Een aantal jonge auteurs ging na 1973 in ballingschap leven, toen een einde kwam aan het culturele beleid van de regering-Allende, dat er o.a. op gericht was de cultuur een meer massale verbreiding te geven.

LITT. M.Rojas, Manuel de literatura chilena (1964); F.Alegria, La literatura chilena contemporanea (1968); C.Goic, La novela chilena, los mitos degradados (1968).

GESCHIEDENIS

KOLONIALE TIJD (ca.1550-1818)

De eerste poging om het gebied ten zuiden van de Inkahoofdstad Cuzco te veroveren werd gedaan door Almagro in 1536. Deze poging mislukte, maar in 1541 slaagde Valdivia met een expeditieleger erin het vruchtbare gebied in het midden van Chili te bereiken, waar hij Santiago stichtte. Ten zuiden van de Rio BioBio beschermden de Araukanen hun gebied tot het eind van de 18e eeuw tegen indringers. Staatkundig kreeg Chili een betrekkelijk zelfstandige status: het ressorteerde als ‘capitania general’ onder het vice-koninkrijk Peru. Economisch en cultureel werd Chili eveneens afhankelijk van Peru.

In 1544 werd het encomienda-stelsel ingevoerd.

Stukken bebouwbaar land werden met de daarop wonende bevolking uitgegeven aan uit Spanje afkomstige kolonisten, die hiervoor een bepaalde belasting moesten betalen. De bewoners moesten onbetaalde dwangarbeid verrichten; van hun grond verdreven Indianen moesten een deel van het jaar gratis het land bebouwen. Het encomienda-stelsel werd in 1720 afgeschaft en vervangen door het haciendasysteem, dat loonarbeiders kende en gericht was op produktie voor de markt. Behalve op landbouw en veeteelt werd de Chileense economie gebaseerd op de export van delfstoffen. In 1778 schafte de Spaanse kroon het Spaans-Peruaanse handelsmonopolie officieel af. Het gevolg was een aanmerkelijke stijging van produktie en handel. De invloed van de bourgeoisie groeide en er ontstond, mede beïnvloed door de Franse Revolutie, een streven naar onafhankelijkheid.

In 1810 brak er in Buenos Aires een revolutie uit, die leidde tot het instellen van een nationale bestuursraad, die zich onafhankelijk van Spanje verklaarde. In 1812 vaardigde deze raad een GW uit, die Chili tot republiek uitriep. Na vier jaar herstelde de Peruaanse vice-koning Abascal echter het Spaanse gezag. Er ontstond een guerrillabeweging tegen het Spaanse bewind, de overwinningen van San Martin verzwakten de Spaanse positie en in de Slagen bij Chacabuco (1817) en Maipu (1818) verdreven de legers van Higgins en San Martin de Spanjaarden definitief uit Chili.

DE CHILEENSE REPUBLIEK (1819— )

Op 1.1. 1819 werd officieel de onafhankelijkheid uitgeroepen. In de Chileense republiek groeide al snel een tegenstelling tussen de conservatieve grootgrondbezitters (voorstanders van protectie) en de liberale mijnbouw- en handelsondernemers (voorstanders van vrijhandel). Na de eerste president O’Higgins (1819—23) kwam de liberaal Freire aan de macht. Onder diens bewind werd in 1823 de slavernij afgeschaft. In de periode 1829—51 waren voornamelijk conservatieve presidenten aan de macht. Er werd een centralistische staatsvorm doorgevoerd en er kwam een protectionistische handelspolitiek.

In 1833 werd een tweekamer-parlement ingevoerd met een zeer beperkt kiesrecht en met een grote uitvoerende bevoegdheid bij de president. Met de toenemende export van o.a. tarwe en koper nam Chili’s afhankelijkheid van de buitenlandse afnemers toe. Ca.1850 ging meer dan de helft van Chili’s export naar Engeland.

Engelse druk leidde ertoe dat president M.Montt (1851—61) het protectionisme ophief en buitenlandse investeringen Chili vrij konden binnenkomen. Onder het stijgend aantal immigranten waren vooral veel Duitsers, die zich in Zuid-Chili als grootgrondbezitters vestigden. Na de Pacificoorlog (1879—83) met Bolivia en Peru verwierf Chili de prov. Antofagasta en Tarapaca en daarmee het monopolie op natuursalpeter. Engels kapitaal verwierf zich echter een sleutelpositie in koper- en salpetermijnbouw. Ten gevolge van de vrijhandel kon de inheemse industrie niet concurreren tegen de goedkopere industrieprodukten uit de industrieel hoog ontwikkelde landen.

President Balmaceda (1886-91) trachtte de afhankelijkheid van buitenlands kapitaal te verkleinen door hogere belastingheffingen op de salpeterproduktie. Dit beleid stuitte op verzet van de buitenlandse mijnbouwondernemingen en van de grootgrondbezitters, die sinds het midden van de 19e eeuw steeds meer gemeenschappelijke belangen hadden gekregen. Het kwam tot een burgeroorlog tussen de ondernemers in industrie en handel, verenigd in de radicale partij, en de landoligarchie, georganiseerd in de conservatieve partij. Britse vlootinterventie ten gunste van de conservatieven gaf de doorslag. Na 1890 werd het Britse kapitaal uit zijn monopoliepositie verdrongen door Duitse en Amerikaanse ondernemingen.

Naar Europees voorbeeld ontstonden als eerste pogingen tot arbeidersorganisatie vanaf ca. 1850 arbeidersvormingsverenigingen. De eerste algemene staking in 1890 werd door het leger neergeslagen en sedertdien kwam het herhaaldelijk tot bloedige botsingen tussen stakende arbeiders en het leger. In 1911 ontstond het eerste Chileense vakverbond, dat nauw samen ging werken met de Socialistische Arbeiderspartij (Partido Obrero Socialista, POS). De leidende figuur van deze arbeidersorganisatie was E. Recabarren, die de POS in 1922 omvormde tot de Chileense communistische partij.

Onder president A. Alessandri (1920—25) werden pogingen gedaan een begin te maken met sociale wetgeving en met staatsingrijpen in de economie. De grootgrondbezitters en industriëlen voelden zich hierdoor bedreigd en steunden een staatsgreep onder leiding van C.Ibanez. Ibanez werd president (1925), verbood de arbeidersorganisaties, maar faalde in zijn pogingen de economische toestand te verbeteren. Aan zijn regering kwam een einde toen Chili in 1931 zwaar getroffen werd door de economische wereldcrisis. Na een interimperiode met verscheidene staatsgrepen werd Alessandri opnieuw president (1932—38).

In 1936 werd, o.a. als reactie op het toenemende aantal fascistische groeperingen in Chili, een volksfront gevormd tussen de in 1933 opgerichte Socialistische Partij, de Communistische Partij en de Radicale Partij. Dit volksfront regeerde van 1938—46 met de presidenten A.Cerda (11942) en J.A.Rios (1942-46).

Na de Tweede Wereldoorlog kwamen de rechtsradicale G. Videla (1946-52) en de conservatief Ibanez (1952—58) aan de macht. Beiden voerden een politiek, die erop gericht was de industriële produktie te vergroten, vooral door buitenlandse investeringen aan te moedigen. Deze politiek ging gepaard met problemen als hoge inflatie en toenemende schulden. Hervormingen in de landbouw bleven uit, werkeloosheid op het platteland leidde tot massale trek naar de steden, waar onafzienbare problemen in de werkgelegenheid, voedselvoorziening en woningnood ontstonden. Het traditioneel liberale bewind van president J.

Alessandri (1958— 64) bleek evenmin tegen deze problemen opgewassen. De regering-Alessandri werd opgevolgd door die van E.Frei (1964-70), de oprichter en vertegenwoordiger van de christendemocratische Partido Democratico Christiano (PDC). De PDC was voorstander van gematigde hervormingen binnen het kapitalisme. Van het programma van de PDC, dat maatregelen tegen de sociaal-economische problemen voorstelde, werd nauwelijks iets uitgevoerd. De algemene onvrede leidde tot een terugval in de populariteit van Frei en bij de presidentsverkiezingen van 1970 behaalde S.>Allende, de kandidaat van het volksfront (Unidad Popular), de overwinning, zij het met steun van de christen-democraten. Deze steun was slechts gegeven op voorwaarde dat Allende zich aan een aantal beperkende voorwaarden zou houden.

De Unidad Popular ging ervan uit, dat ze door zich van het staatsapparaat meester te maken, dit door middel van legaal uitgevoerde wetshervormingen in dienst zou kunnen stellen van een maatschappijverandering in socialistische zin. Na de overwinning van Allende kwam de oppositie direct in het geweer. Dit gebeurde openlijk in de vorm van bomaanslagen, anti-propaganda, moorden en stopzetting van de buitenlandse kredietverlening; ondergronds o.a. door subversieve activiteiten van de Amerikaanse inlichtingendienst CIA. De belangrijkste programmapunten van de Unidad Popular waren bestrijding van de werkeloosheid, bevordering van gezondheidszorg, onderwijs en woningbouw, nationalisatie van de natuurlijke rijkdommen, nationalisatie van de grootste ondernemingen en de banken, en landhervorming. De lonen van de laagstbetaalden werden met de helft verhoogd. Het onteigeningsprogramma van de kopermijnbouw en de grootste ondernemingen werd uitgevoerd.

De weigering om schadevergoeding te betalen werd door de VS aangevoerd als reden om Chili financieel en economisch te boycotten. De landhervorming werd in een hoog tempo uitgevoerd: eind 1972 waren alle grootgrondbezittingen onteigend, vaak tegen aanzienlijke schadeloosstellingen.

Juist het streven van de Unidad Popular om met zuiver legale middelen fundamentele veranderingen in de bestaande machtsverhoudingen te realiseren, verlamde deze strategie. De illegale activiteiten van de oppositie, die bovendien door haar meerderheid in het parlement alle hervormingen belette, konden niet op legale wijze verhinderd worden. Hierdoor ontstond verdeeldheid binnen de linkse groeperingen, tussen hen die de politiek van de Unidad Popular wilden blijven volgen en diegenen die een revolutie wilden. In de loop van 1972 en 1973 ontstond in Chili een chaotische situatie: de stijgende inflatie bracht huisvrouwen en kleine ondernemers in verzet; massale stakingen, economische boycot door het buitenland en de laagblijvende koperprijs op de wereldmarkt brachten de staat ernstige financiële schade toe. De oppositie breidde haar illegale activiteiten uit, waarbij zij financieel werd gesteund door bijdragen uit de BRD en de VS (vooral door de CIA en multinationale ondernemingen). Ondanks de moeilijke situatie groeide de aanhang van de Unidad Popular van 36 % in 1970 tot 43 % in 1973.

De chaotische situatie werd door de oppositie aangegrepen als aanleiding tot militair ingrijpen. Een eerste poging tot een staatsgreep vond plaats op 27.6.1973. Deze poging mislukte, maar op

11. 9.1973 werd een geslaagde staatsgreep uitgevoerd, die de regering-Allende en de Unidad Popular ten val bracht. President Allende kwam tijdens de bombardementen op het presidentiële paleis om het leven. Tijdens de staatsgreep en in de weken daarna kwamen ca. 30000 mensen om door terreur van leger en politie en door de gevechten die ontstaan waren tussen tegenstanders en aanhangers van de regering-Allende. De coup bracht een militaire junta aan de macht onder leiding van generaal A. Pinochet. De junta ontbond het parlement, stelde de vakcentrale buiten de wet en verbood alle politieke partijen behalve Vaderland en Vrijheid. Er werd censuur ingesteld, alle sociaal-economische hervormingen werden ongedaan gemaakt en buitenlandse investeringen werden aangemoedigd. Het gevolg van deze economische politiek is verarming van vrijwel de gehele Chileense bevolking, behalve een kleine toplaag. Ondanks de buitenlandse investeringen en kredieten raakt de Chileense economie steeds meer in verval en blijft de inflatie stijgen. In 1976 werd een wet uitgevaardigd, waarbij een staatsraad van 17 leden werd ingesteld als hoogste raadgevend lichaam van het Chileense staatshoofd. De raad wordt voorgezeten door oud-president Alessandri. Internationaal nemen de protesten tegen de Chileense dictatuur toe, o.a. tegen de schending van de mensenrechten en de martelpraktijken, en raakt Chili steeds meer in een isolement. Ook de regering van de VS begint zich enigszins van het regime-Pinochet te distantiëren. Vele uitgeweken Chilenen trachten vanuit Cuba en Mexico de wereldopinie te bewerken en het verzet tegen de dictatuur in Chili op gang te brengen en te bundelen.

LITT. E.H.Korth, Spanish policy in colonial Chile, the struggle for social justice 1535-1780 (1968); H. E.Pocock, Conquest of Chile (1968); J.Petras, Politics and social forces in Chilean development (1969); B.G.Burnett, Political groups in Chile, the dialogue between order and change (1971); R.Debray, De toestand in Chili: gesprek met Allende (Ned. vert. 1971); K.Esser, Chile, der Weg zum Sozialismus (1972); A.Münster, Chile, friedlicher Weg? (1972); Revolucion, drie jaar Allende-bewind (nr. 8,1973); J.Putten, Chili 1971—74, analyse en voorlopige conclusies (1974); J.Meulmeester, Machtsstrijd in Chili 1970-73 (1975); B.Loveman, Struggle in the countryside: Chile 1919—73 (1975); S.de Vijlder, Allende’s Chile (1976).

< >