[Lat. Capitolium, Mons Capitolinus], oorspronkelijk de naam voor een heuvel in het oude Rome; in sommige landen (o.a. de VS) gebruikelijk geworden ben. voor de zetel van een regeringslichaam (vergaderplaats, hooggerechtshof enz.).
Het Capitool was een van de kleinste van de zeven heuvels van het oude Rome, met twee toppen waarvan de noordelijke versterkt werd als burcht (arx). Daarop bevond zich o.a. de tempel van Iuno Moneta (343 v.C.). Op deze plek staat nu de kerk Santa Maria in Aracoeli. Op de zuidwestelijke top, de capitolinus, stond de tempel van Iuppiter Capitolinus, daterend vanaf de 6e eeuw v.C. Het was het belangrijkste heiligdom van de stad, dat vele malen werd verwoest en weer werd opgebouwd. De resten van de onderbouw zijn nog te zien onder het daar gebouwde Museo Nuovo.
Tussen de beide toppen in staat het Tabularium, of staatsarchief, grenzend aan het Forum Romanum. De plaats stond vol cultusbeelden en wijgeschenken; een deel ervan werd door keizer Augustus naar het Marsveld overgebracht. Hier vonden ook alle rechtshandelingen plaats (de ter dood veroordeelden werden bij de zgn. Tarpeïsche rots naar beneden geworpen.) Hoewel vrijwel alles hier vanaf de 7e eeuw grondig werd verwoest, bleef het Capitool symbool van het Romeinse imperium. Vanaf de 12e eeuw werd het Capitool ambtszetel van de nieuwe senaat. Door verschillende pausen werden sinds de 16e eeuw vele antieke spolia (Lat., letterlijk: buit) naar het Capitool gebracht, o.a. het ruiterstandbeeld van keizer Marcus Aurelius, de capitolijnse wolvin, de beelden van de riviergoden van Nijl en Tiber (talloze werken in de musea op het Capitool: Museo Capitolino, Museo Nuovo, Palazzo dei Conservatori).
Het ruiterstandbeeld van Marcus Aurelius kwam in 1537 midden op het plein (Piazza del Campidoglio) te staan en beïnvloedde de ordening van de gebouwen eromheen. Naar het voorbeeld van Rome bouwden vele steden in het Romeinse Rijk ook een capitool.
LITT. H.Siebenhüner, Das Kapitol im Rom (1954).