Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Campert, remco wouter

betekenis & definitie

Ned. letterkundige, *28.7.1929 ’s-Gravenhage; zoon van Jan Campert. Na zijn schooltijd te Amsterdam richtte hij in 1950 samen Rudy Kousbroek het tijdschrift Braak op, waarbij zich spoedig Lucebert en B.

Schierbeek aansloten.Daarmee ging Campert deel uitmaken van de Vijftigers. Hij maakte zijn debuut met Vogels vliegen toch (1951) in de Windroosserie. Verder schreef Campert cabaret- en reclameteksten, vertalingen en cursiefjes voor kranten.

Zijn poëzie, die gemakkelijker verstaanbaar is dan die van de meeste van zijn generatiegenoten, waardoor hij een groot lezerspubliek heeft gevonden, kenmerkt zich evenals zijn proza door een speelse ironie en een scherpe observatie. Hij is oprichter en redacteur van het tijdschrift Gedicht (1974 vlg.). Werken: Eendjes voeren (1954; verhalen), Het leven is vurrukkulluk (1961; roman), Het gangstermeisje (1965; roman, verfilmd), de roman Tjeempie (1968), Campert compleet (1971; alle verhalen), Alle bundels gedichten (1976).

LITT. A. den Besten, Stroomgebied (1954); P.P.J. van Caspel, Experimenten (1955); W. Hazeu en C. Holst, 40 + (1969).

< >