[Lat. cacumen, top, nl. van het gehemelte], v./m. (-nalen), cerebraal, niet in het Ned. voorkomende medeklinker.
De term cacuminaal is verouderd en komt uit de articulatorische fonetiek. Het is de aanduiding van die consonanten waarvan de articulatieplaats op het hoogste punt van het gehemelte ligt. Cacuminalen komen o.a. voor in het Engels, het Sanskriet en de Dravidische talen.