o. (-en),
1. in het water uitgebouwd metselwerk (of wal) waarop een brug rust;
2. (krijgswezen) verschansing, stelling voor de verdediging of dekking van een brug; (bij uitbreiding) vooruitgeschoven stelling die een belangrijke verbinding waarborgt en vanwaaruit verder strekkende ondernemingen op touw gezet kunnen worden .
Versterkingen die vóór een brug zijn aangelegd om de vijand de overtocht daarover te beletten, noemt men defensief bruggehoofd, die om de brug voor eigen gebruik open te houden een offensief bruggehoofd. Bij een dubbel bruggehoofd zijn op beide oevers van een rivier versterkingen aangelegd. Het aanleggen hiervan is o.a. noodzakelijk wanneer militaire eenheden bij de verdediging van een rivier vijandelijke troepen willen verhinderen een bepaalde brug in bezit te nemen, óók nadat deze troepen erin geslaagd zijn de rivier op een andere plaats over te steken. In de moderne bewegingsoorlog zullen bij het nemen van hindernissen bruggehoofden gevormd dienen te worden, die geleidelijk moeten worden uitgebreid en samengevoegd, totdat een bruggehoofd van voldoende breedte en diepte is verkregen. Het bruggehoofd dient in dat geval zo groot te zijn, dat aan troepen die volgen, voldoende ruimte wordt geboden voor het verspreid opstellen van de middelen die nodig zijn voor de directe voortzetting van de operatie.