Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Brouwer, adriaen

betekenis & definitie

Zuidned. schilder, *1605 of 1606 Oudenaarde, ♱ (begr.1.2.)1638 Antwerpen. In 1622 ging Brouwer naar Antwerpen, waar hij de invloed onderging van Pieter Brueghel de Jonge, van ca.1625—26 verbleef hij te Amsterdam en daarna te Haarlem, in de kring van Frans Hals.

In 1631 werd hij meester bij het Sint-Lucasgilde te Antwerpen. In Haarlem vormde zich zijn latere stijl, een typisch Hollandse schildertrant.

Zijn compositie is uitvoerig, en zijn kleuren zijn sober. Naast chirurgijns- en boerentaferelen, kroeginterieurs met slempers en vechters, schilderde hij ook enkele figuren als uitbeelding van de vijf zintuigen of van de zeven hoofdzonden.

Hij typeerde de menselijke natuur, aanvankelijk in het groteske, later meer psychologisch. Tot zijn later werk behoort een aantal landschappen.

Van zijn schetsboeken met rake studies naar het leven is weinig bewaard gebleven. Nooit gedateerd, zelden van een monogram voorzien, wordt zijn oorspronkelijk werk vaak verward met dat van zijn talrijke navolgers o.a.

A.van Ostade, E.van Heemskerk, P.Quast, David Teniers de Jonge, J. van Craesbeek.

LITT. F.Schmidt-Degener, A.Brouwer (1908); C. Hofstede de Groot, Beschreib. u. krit. Verzeichnis d. Werke (1911); W.von Bode, A. Brouwer (1924); E.J.Reynolds, Some Brouwer problems (1932); G.

Böhmer, Der Landschafter A.Brouwer (1940); G. Knuttel, A.Brouwer (1962).

< >