Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Breton, andre

betekenis & definitie

André, Frans schrijver, *18.2.1896 Tinchebray (Orne), ♱28.9.1966 Parijs. Breton studeerde psychiatrie en verdiepte zich in Freuds psychoanalyse.

In 1919 richtte hij met o.a. Louis Aragon het aanvankelijk dadaïstische, later surrealistische tijdschrift Littérature op.

Onder invloed van Rimbaud stelde Breton zich de speurtocht door het onbewuste tot opgave, en bediende zich daarbij systematisch van de zgn. ‘écriture automatique’. Hij was van 1927-35 lid van de communistische partij.

Breton geldt als de leider, organisator, theoreticus, criticus en dichter van het surrealisme, dat hij inhoud trachtte te geven als een levensvorm en als een vrijheidsbeweging. Hij zag in het occulte en in de analyse van de droomwereld een middel om de wezenlijke werkelijkheid te leren kennen.

Werken: Mont-depiété (1919), Les champs magnétiques (1920, metP. Soupault), Manifeste du surréalisme (1924), Les pas perdus (1924), Nadja (1928, roman), Le surréalisme et la peinture (1928), Second manifeste du surréalisme (1930), Ralentir travaux (1930), L’immaculée conception (1930), Les vases communicants (1932, met P. Soupault), L’air et l’eau (1934), Point du jour (1934), L’amour fou (1937), Fata morgana (1940), Arcane 17 (1947), Ode d Charles Fourier (1947), La lampe dans l’horloge (1948), Poèmes 1919-48 , Entretiens (1952), La clé des champs (1953), La guerre civile (1965, toneel), L’astragale (1965, roman).

LITT. é.C.Mauriac, A.Breton (1949); J.L.Bédouin, A.Breton, essais et témoignages par ses disciples et ses amis (1950); M.Carrouges, A.Breton et les données fondamentales du surréalisme (1950).

< >