Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Breimachine

betekenis & definitie

v. (-s), machine die op mechanische wijze breisels vervaardigt.

TEXTIEL. De eerste breimachine werd gebouwd door de Engelse theoloog W.Lee in 158

9. In 1656 kwamen de Engelse machines in Frankrijk en in 1670 waren er in Frankrijk dertig steden die breigoedateliers bezaten. Door toedoen van prinses Amalia van Oranje kwamen deze machines ook in Nederland terecht. De Engelsman Strutt vond het dubbel naaldenbed uit; zijn landgenoot Crane wordt beschouwd als de uitvinder van de kettingbreimachine. Revolutionair was de rondbreimachine voor kousen en sokken, die in 1890 door diverse Amerikaanse en Engelse firma’s op de markt werd gebracht. Na 1900 werden nog tal van verbeteringen aangebracht om de snelheid op te voeren en de automatische werking te verhogen.

De breimachine gebruikt als steekvormende onderdelen naalden. Er zijn drie soorten:

1. De tongnaald is voorzien van een haak, die afsluitbaar is door een scharnierbare tong.
2. De haaknaald heeft aan het uiteinde van de steel (schacht) een omgebogen haak (baard), die door een afzonderlijk onderdeel van de breimachine (de pers) in een groef tegen de steel kan worden gedrukt. Op deze wijze is het mogelijk de naaldopening af te sluiten, teneinde de uiteindelijke steekvorming te verkrijgen.
3. De schuifnaald bestaat uit: a. een holle steel met een haakvormig uiteinde, b. een schuif die in de steel kan bewegen en dan de opening afsluiten. Deze laatste naaldsoort komt slechts bij een enkel machinetype voor.

De breimachines kunnen naar de groepen breisel en naaldtypen worden ingedeeld:

Kuleerbreimachine of inslagbreimachine. Met tongnaalden komt dit type voor als vlak- en als rondbreimachine. Zij zijn in diverse uitvoeringen gemaakt, nl. voor links-rechts, rechts-rechts en links-links breisels (zie breisel). Bij de vlakke rechtsrechts-breimachine liggen de naalden in groeven in twee zodanig dakvormig opgestelde naaldenbedden, dat de groeven in het ene bed tegenover de dammen in het andere staan. Tijdens het breien wordt een slede langs geleidingen boven de naaldenbedden heen en weer bewogen. De slede heeft aan voor- en achterzijde een ‘slot’ met kammen.

Doordat de nokken van de naalden boven het naaldenbed uitsteken, worden zij door de kammen gegrepen en moeten zij in het slot de door de kammen gevormde gleuf volgen, waardoor zij dus één voor één de op en neer gaande beweging maken. Daar de slede bovendien een draadgeleider meeneemt, die tijdig een nieuwe draad aan de naalden toevoert, kan steekvorming plaatsvinden. Lussen maakt men met speciaal daarvoor ingerichte sloten (vangsloten, zie vangbreisel). Indien de kammen uit segmenten bestaan, die geheel of gedeeltelijk kunnen worden ingetrokken, kan men, in combinatie met naalden voorzien van hoge en lage nokken (door middel van naaldenselectie) vele variaties in de binding verkrijgen. Bovendien is het mogelijk kleurpatronen te breien als een breimachine is uitgerust met verscheidene draadgeleiders voorzien van verschillend gekleurde garens. Om uitgebreide jacquardpatronen te breien in kleuren of in binding, wordt veelal gebruik gemaakt van een aaneengesloten band van stalen ponskaarten, evenwijdig aan het naaldenbed, waarvan er telkens één aan het begin van een slag van de slede (één stekenrij) tegen de uiteinden van de naalden beweegt.

Doordat bij elke slag slechts een deel van de naalden breit, is de produktie van zo’n jacquardbreimachine gering. Daarom zijn deze machines vaak van twee ‘breisystemen’ voorzien (in de slede twee paren sloten naast elkaar) en bij elke een draadgeleider; bij de meest gecompliceerde uitvoeringen bovendien nog een vernaaldinrichting waarmee steken van de ene naald op de andere overgebracht kunnen worden. Deze machines kunnen alle mogelijke patronen maken in kleuren en in binding, in links-rechts en rechts-rechts breisel en bovendien vernaaldpatronen. Op vlakke breimachines kan men door de steken aan de randen van het breisel te vernaalden, minderen en meerderen. De vlakke links-links-breimachines gelijken uiterlijk wel op de vlakke rechts-rechts-machines, maar toch zijn er enkele belangrijke verschillen. De naaldenbedden liggen bij deze typen horizontaal en de naaldgroeven in voor- en achterbed in elkaars verlengde.

Er wordt gebreid met naalden met een korte steel en aan beide zijden een kop. Daardoor kunnen de steken zowel naar de ene als naar de andere kant worden afgeworpen, zodat met één naald naar keuze linkse dan wel rechtse steken kunnen worden gemaakt. De naalden zijn niet van nokken voorzien. Men laat dunne stalen platen (platinen) in de naaldkoppen vallen en beweegt de platinen (met nokken) door middel van de kammen in het slot. Met deze machines kan men zowel linkslinks breisel als combinaties van linkse en rechtse steken naast en onder elkaar maken. Dergelijke patronen kunnen alleen op links-links-machines worden gebreid.

Van de vlakke kuleerbreimachines is alleen de cottonbreimachine uitgerust met haaknaalden. Op rondbreimachines worden buisvormige breisels vervaardigd. De steekvorming is bij deze machines in principe dezelfde als bij de vlakbreimachines. De garens worden nu echter bij een rondgaande (continue) beweging aan de naalden toegevoerd, die in één of twee kransen zijn geplaatst. Rondom de naaldenkransen staan een of meer ‘breisystemen’ opgesteld, afhankelijk van het machinetype. Rond een naaldenkrans met grote middellijn, kunnen meer breisystemen worden geplaatst dan bij die met een kleine middellijn. Breisel voor onderkleding, b.v. hemden, breit men op ‘lijfswijdte’; japonstof op machines met een grote middellijn.

Een speciaal machinetype is de interlockmachine (zie interlock); deze kan stof met een snelheid van ca. 25 m/h leveren. Een andere categorie machines zijn de wevenitmachines (zie wevenit), met grote middellijn en grote naalddichtheden, die al naar het gewenste patroontype van een selectieapparaat moeten zijn voorzien. Afhankelijk van het aantal breisystemen en van het gewenste patroon kan een wevenitmachine breisel produceren met een snelheid van 5—20 m/h. Kousen, panties en sokken worden op speciale rondbreimachines met een kleine middellijn gemaakt.

Rondbreimachines met haaknaalden noemt men rondstoelen. De naalden zijn in een krans ingeklemd. Tussen de naalden bevinden zich dunne stalen plaatjes (kuleerplatinen). Nadat het garen over de steel (schacht) van de naalden is gelegd, bewegen de platinen zich één voor één naar voren en leggen zij het garen in golven (afb.) (zie kuieren). Daar rondstoelen slechts met één naaldenkrans worden uitgevoerd, kan er alleen links-rechts breisel op worden vervaardigd. Met behulp van een speciale inrichting kunnen de machines gebruikt worden voor het vervaardigen van gebreide poolstoffen (pluche en imitatiebont). Voorts worden deze machines gebruikt voor het breien van speciale bovenkledingstoffen, gemoltonneerde (zie moltonneren) stof voor trainingspakken en dikke onderkleding.

Kettingbreimachine. De kettingbreimachines, voor de vervaardiging van kettingbreisels komen uitsluitend als vlakke machines voor. De meeste kettingbreimachines zijn uitgerust met verticaal staande haaknaalden die in een op en neer bewegende balk zijn ingeklemd. De langwerpige pers die de naalden sluit, beweegt horizontaal. Het garen wordt toegevoerd in de vorm van een serie evenwijdige draden (de ketting), die op een zgn. kettingboom zijn geschoren, zodanig dat elke naald voorzien wordt van een draad. Tijdens het breien worden de draden aan het begin van elke stekenrij om de naalden geslagen, waarbij om het onderlinge verband tussen de stekenstaven (zie breisel) te verkrijgen, de draden telkens aan verschillende naalden worden toegevoerd.

De draden worden voordat zij de naalden bereiken door zgn. oognaalden geregen, die in een oognaaldenbalk zijn vastgezet, zodat alle oognaalden dezelfde beweging maken. De oognaalden bewegen tussen de naalden door en in zijwaartse richting zowel aan de rugals aan de baardzijde van de naalden. Men kan deze laatste beweging variëren, waardoor verschillende bindingen gebreid kunnen worden. De meeste kettingbreimachines hebben twee oognaaldenbalken, in elk waarvan een ketting is geregen, die in zijdelingse richtingen onafhankelijk van elkaar kunnen bewegen. Voor grotere patroonmogelijkheden zijn kettingbreimachines gebouwd met meer oognaaldenbalken (tot 18). Een serie horizontaal bewegende platinen, ook ingeklemd in een balk, verhindert dat het breisel met de naalden op en neer beweegt en vangt het na het afslaan van de steken op.

Een andere categorie vormen de kettingbreimachines met tongnaalden (raschelmachines). Ze zijn met één of twee naaldenbalken uitgerust en bezitten tot 42 oognaaldenbalken, waardoor de patroonmogelijkheden zeer groot zijn. Er zijn ook kettingbreimachines met schuifnaalden. De stelen zowel als de schuiven van de naalden zijn verticaal in balken ingeklemd. De machines hebben twee, drie of vier oognaaldenbalken. Van de machines met schuifnaalden zijn de naai-breitechnieken afgeleid.

De ontwikkeling van alle typen kettingbreimachines is sterk gestimuleerd door de opkomst van de synthetische vezelmaterialen. Zij kunnen stekenrijen produceren tot 25/s hetgeen overeenkomt met ca. 35 m/h. Mede door deze grote produktie zijn de kettingbreimachines steeds meer doorgedrongen in het gebied dat voorheen door de weverij werd beheerst.

LITT. E.M.Minkjan, Inleiding tot de breitechniek 2 (1964); D.F.Paling, Warp-knitting technology (1965).

HUISHOUDTECHNIEK.

Huishoudbreimachines dienen om het breien te bespoedigen, niet altijd om het breien te vergemakkelijken want voor ingewikkelde patronen is wel degelijk kennis en inzicht nodig. Op een eenvoudige uitvoering is het niet mogelijk om afwisselend recht en averecht te breien of steekvariaties te maken; wel met extra voorzetonderdelen. Met dubbelbedsmodellen zijn allerlei combinaties te maken, ook rondbreien, terwijl door beide delen naast elkaar te bevestigen het dubbele aantal naalden ter beschikking staat. De automatische breimachine kan na ‘programmering’ zelfstandig min of meer ingewikkelde breihandelingen verrichten.

< >