Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Bouvier

betekenis & definitie

[Fr.], m. (-s), (ook: Boever, Vlaamse koehond), Belg. ruwharige herdershond.

De bouvier is een grote ruige hond, van origine een veedrijver, maar ook uitstekend geschikt als waak- en verdedigingshond. Politie en boswachters die grote arealen terrein of bosgrond moeten beveiligen, maken veelvuldig gebruik van een goed afgerichte bouvier, mede vanwege de imponerende grote ruige kop met de borstels boven de ogen en baard onder de kin (het zgn. garnituur). De oren hangen van nature, maar worden vaak gecoupeerd en staan dan spits omhoog. Ook de staart wordt gecoupeerd tot ca. 10 cm lengte. De vacht is ruig, hard en vlokkig, mag niet zijdeachtig zijn. De kleur is zwart, grijs, gestroomd en ook wel bruin.

Een witte borstvlek mag. Karakter: eerlijk en betrouwbaar; snel in de aanval, zonder veel dreiging vooraf. De bouvier moet vaste hand hebben. Schouderhoogte reu 58—65 cm, teef ca. 56 cm.

< >