Frans componist en dirigent, *26 maart 1925 te Montbrison. Na aanvankelijk aan de universiteit van Lyon wiskunde en technische wetenschappen gestudeerd te hebben, studeerde Boulez vanaf 1944 aan het conservatorium te Parijs als leerling van O.Messiaen en R.Leibowitz (twaalftoontechniek).
In 1946 werd hij als dirigent, arrangeur en componist geëngageerd door Jean Louis Barrault aan het Théâtre Marigny. Hier startte hij in 1954 de befaamde concertserie Domaine Musical (eigentijdse muziek). Boulez doceerde in Darmstadt tijdens de Ferienkurse für neue Musik, aan de muziekacademie van Bazel en aan Harvard University. Vier componisten zijn bepalend voor zijn compositorische ontwikkeling geweest: A.Webern, Messiaen, C.Debussy en I.Stravinsky. Zijn belangrijkste literaire voorbeelden waren Mallarmé en Joyce; voor hun literaire vormvernieuwingen trachtte hij muzikale equivalenten te vinden. Uniek is de wijze waarop Boulez, na een korte streng seriële periode, een synthese tussen de verworvenheden en de esthetiek van de Nieuwe Weense School, het serialisme, en het Franse impressionisme tot stand heeft gebracht, m.n. in zijn eerste meesterwerk, de cantate Le marteau sans maître. Evenals de Improvisations sur Mallarmé, die in een gewijzigde versie deel uitmaken van Pli selon pli, belichaamt deze cantate Boulez’ esthetisch ideaal, nl. dat van flexibiliteit van vorm en uitdrukking.Boulez is tevens een van de belangrijkste en radicaalste contemporaine denkers over muziek. Zijn essay over Stravinsky’s Sacre du printemps (‘Stravinsky demeure’) was de eerste adequate analyse van het werk. Ook als dirigent neemt Boulez een leidende positie in, in gastdirigentschappen over de gehele wereld, als dirigent van de Domaine Musical-concerten, van het Cleveland Orchestra, het BBC Symphony Orchestra (1971) en het New York Philharmonic Orchestra (1971). Composities: Le visage nuptial voor sopraan, alt, vrouwenkoor en kamerorkest (1946), 3 pianosonates (1946, 1948, 1957), Structures I en II voor twee piano’s (1952—56), Le marteau sans maître voor alt en zes instrumenten (1952—54), Pli selon pli voor sopraan en orkest (1962), Éclat voor 15 instrumenten (1965), Cummings ist der Dichter voor 16 soli en 23 instrumenten (1970). Werken: Penser la musique aujourd’hui (1963); Relevés d’apprenti (1966).
LITT. A.Goléa, Rencontres avec P.Boulez (1958); J.Hàusler, Musik im 20. Jahrh. (1969); J.P.Derrein, Dossier P.Boulez (in: Musique en jeu 1, 1971); H. Vogt, Neue Musik seit 1945 (1972).