[Fr., Ned. bolwerk], m. (-s), brede straat aan beide zijden met bomen beplant en gewoonlijk met veel openbare gebouwen, exclusieve winkels, theaters en zakenpanden.
Veelal ontstonden boulevards tijdens de uitbreiding van de grote steden in de 19e eeuw, toen men de omwalling gebruikte om de grachten te dempen. Hierdoor kreeg men brede verkeerswegen. Beroemd zijn de oude of grote boulevards te Parijs, die, een omwalling volgend, het oudere gedeelte van Parijs aan weerskanten van de Seine omringen; zij kwamen vooral tot stand door toedoen van G. E. Haussmann, van 1853—70 prefect van de Seine. Later ging de naam over op alle brede verkeersaders in de stad, en zo kwam de naam in Nederland in gebruik voor brede, langs de zee lopende wegen (strandboulevards). Ook Brussel heeft verscheidene boulevards die ten tijde van Napoleon zijn ontstaan.
