v., voeding van de zuigeling met moedermelk.
Borstvoeding is de ideale voeding voor de zuigeling niet alleen omdat de eiwitten in de moedermelk ‘menselijke’ eiwitten (in kunstvoeding bevinden zich steeds ‘dierlijke’ eiwitten) zijn, maar ook omdat de moedermelk specifieke antibacteriële en antivirale antilichamen bevat, die bescherming bieden aan het kind. Onder invloed van hormonen begint de moederbuste 48-96 uur na de bevalling moedermelk te produceren. Daarvóór wordt alleen -biest afgescheiden. Door het nauwe contact tussen moeder en kind tijdens het drinken (zie zogen) heeft de borstvoeding ook psychische voordelen voor de moeder en het kind en de moeder-kind-verhouding. Zuigelingen die borstvoeding krijgen, hebben, vergeleken met kinderen die een kunstvoeding krijgen, gewoonlijk vaker per dag ontlasting; stoornissen in de spijsvertering komen bij hen minder vaak voor. Van vele medicijnen echter, die de moeder gebruikt, kunnen kleine hoeveelheden bij de borstvoeding naar het kind overgaan.
Ook alcohol en nicotine kunnen zo het kind bereiken. Bij gebruik van medicijnen moet de zogende moeder haar arts raadplegen. Borstvoeding wordt gewoonlijk beëindigd vóór het kind negen maanden oud is. Tijdens de periode van borstvoeding zou de moeder minder vruchtbaar zijn, maar een betrouwbare methode van anticonceptie is het zogen allerminst.