Alexander Porfirievitsj, Russisch componist, *12.11.1833 Sint-Petersburg, ♱27.2.1887 SintPetersburg. Borodin studeerde medicijnen en scheikunde, was officier van gezondheid, later hoogleraar aan de medisch-chirurgische academie te Petersburg.
In Europa leerde hij de muziek van o.a. Liszt en Berlioz kennen.
Borodin maakte in het begin van de jaren zestig kennis met Balakirev en Moessorgski. Met deze twee, benevens Cui en Rimski-Korssakov, vormde Borodin het zgn. machtige hoopje, de Nieuwrussische school.
Het streven van die school naar nationaal getinte muziek komt bij Borodin vooral tot uiting in werken als de opera Prins Igor en het symfonisch gedicht In de steppen van Midden-Azië. Kenmerkend in zijn composities zijn het gebruik van volksmuziekelementen, de gedurfde, vindingrijke harmoniek en een kleurrijke virtuose instrumentatie.
Aangezien Borodin voornamelijk in zijn vrije tijd componeerde, zijn vele van zijn werken onvoltooid gebleven. Composities: opera: Prins Igor (voltooid door Glazoenov en Rimski-Korssakov); orkest: In de steppen van Midden-Azië (1880), 3 symfonieën (1869, 1871-76; de 3e voltooid door Glazoenov); kamermuziek: 2 strijkkwartetten (1875—79, 1880—81); liederen.LITT. S.A.Dianin, Borodin (1963); L.Velluz, Pages sur Borodine (1971).