o. (-en), door het boren ontstaan gat; in de bodem geboord gat voor de opsporing of voor de ontginning van delfstoffen (m.n. olie); in gesteente geboord gat voor het aanbrengen van een schietlading; (insekten) de opening in het hout, waarlangs een boorder het hout binnendringt.
Boorgaten worden op verschillende wijzen verkregen. Een schietgat in gesteente wordt verkregen door boren. In de ontstane cilindervormige holle ruimte met een relatief kleine lengte en middellijn (30—60 mm) wordt springstof aangebracht.
Een boorgat voor aardolie wordt gemaakt door roterend boren met een boorbeitel (boorkroon) van soms aanzienlijke middellijn (500 mm), tot op aanzienlijke diepte (tot 6000 m). De term put wordt als regel pas gebruikt na het boorstadium.
