Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-05-2019

Boomklevers

betekenis & definitie

m. (mv.), vogelfamilie behorend tot de orde van de zangvogels.

De boomklevers, Sittidae, omvatten zeven geslachten, met 31 soorten. In Europa zijn de boomklevers vertegenwoordigd met twee geslachten, Sitta en Tichodroma (zie rotskruiper). Van het geslacht Sitta komen er drie soorten in Europa voor. Sitta’s worden gekenmerkt door een geringe grootte, een compact lichaam met een korte, bijna vierkante staart, lange tenen en grote klauwen, en een lange, spitse snavel. Verder hebben zij meestal blauwgrijze bovendelen en witte tot kastanjebruine onderdelen. Het zijn de enige vogels, die met de kop naar beneden op boomstammen van boven naar beneden hun voedsel zoeken, waarbij de staart niet als steun gebruikt wordt.

Het voedsel bestaat uit insekten, spinnen en andere kleine dieren en verder uit zaden. Zij nestelen in holten van bomen, waarbij een te grote toegangsopening door de vogels verkleind wordt met leem, vermengd met speeksel. In Nederland en België is de boomklever, Sitta europaea, een vrij talrijke standvogel. In Europa komen verder voor de rotsklever, S. neumayer, een bewoner van naakte rotsen, en de Corsicaanse boomklever, S. whiteheadi, die echter alleen op Corsica voorkomt. zie afb.

LITT. H. Löhrl, Die Kleiber Europas (1967).

< >