Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 04-06-2019

Bogota

betekenis & definitie

hoofdstad van Colombia en van het dep. Cundinamarca, gelegen op 2644 m hoogte op een plateau in de Cordillera Oriental, 3,0 mln. inw.

Bogota vormt een district (Distrito Especial) van 1850 km², waarvan de stad 77 km² inneemt.

Het klimaat is het gehele jaar ongeveer gelijk; de gemiddelde jaartemperatuur is 14 °C.Bogota is de zetel van de regering, is het politiek, cultureel en sociaal middelpunt van het land. Er zijn tien universiteiten; de belangrijkste zijn: Universidad Nacional (1572), Universidad Pontificia Javeriana (1622, jezuïeten), Universidad de Los Andes en Universidad Libre. De stad is gebouwd op glooiend terrein, volgens het patroon van een schaakbord. Middelpunt van de stad is de Plaza Bolívar, met het standbeeld van Simón Bolívar, de kathedraal (1572, herbouwd in de 19e eeuw na een aardbeving) en regeringsgebouwen. Hiervandaan lopen nauwe steile straten met gebouwen in Spaans-koloniale stijl. Rond de oude stad heeft zich een wereldstad ontwikkeld, met moderne kantoor- en woningbouw, doorsneden door brede avenida’s.

Industrieën: textiel, farmaceutische artikelen, bier, aardolieraffinaderij; het zilversmeedwerk is bekend. Het klooster op de top van de berg Monserrate is een drukbezochte bedevaartplaats. In de Rio Bogota ligt de Tequendama-waterval. In Bogota is het wereldvermaarde goudmuseum (Museo del Oro) met pre-Colombiaanse voorwerpen en sieraden. Bogota heeft lange tijd geleden onder de slechte verbindingen met de rest van het land; hierin is grote verbetering gekomen. Er is nu zelfs een spoorlijnverbinding met Buenaventura aan de Grote Oceaan en één met Santa Marta aan de Caribische Zee.

De luchthaven Eldorado is een modern knooppunt van internationale en nationale lijnen. Bogota is aangesloten op de Simón Bolívar Highway, van Caracas naar Ecuador.

Geschiedenis. Bogota werd in 1538 onder de naam Santa Fé gesticht door de uit Santa Fé bij Granada afkomstige Gonzalo Jiménez de Quesada, op de plaats van Bacatá. Dit was een nederzetting van de Chibcha-Indianen, van wie de tempel vernietigd was en de grond af genomen. Het oorspronkelijk tot de audiencia van Santo Domingo behorende Santa Fé kreeg een eigen audiencia in 1549 en werd in 1563 de hoofdstad van de presidencia Nueva Granada. Bogotá werd in die tijd ook tot capitania general verheven en tot aartsbisdom, waardoor het in feite de hoofdstad werd van het ongeveer met het tegenwoordige Colombia samenvallende autonome gebied Nueva Granada, dat echter pas in 1739 formeel door Madrid als vicekoninkrijk erkend werd (zie Latijns-Amerika: geschiedenis).

Er werden vooral door de jezuïeten talrijke colleges opgericht. De stad ontwikkelde zich tot een politiek, religieus, cultureel en administratief juridisch centrum, dat m.n. in de 18e eeuw door de criollos zeer welvarend was. Na de onafhankelijkheidsverklaring in 1813 heroverden de Spanjaarden in 1816 de macht over Bogotá, maar de overwinning van Simón Bolivar bij Boyaca (7.8.1819) betekende het definitieve einde van de Spaanse heerschappij. Bogotá werd eerst hoofdstad van het door Bolivar geproclameerde Gran Colombia, waardoor Nueva Granada met Venezuela, Quito (Ecuador) en Panama één staat zouden vormen. Toen dit definitief was mislukt, werd Bogotá in 1832 hoofdstad van de republiek Nueva Granada, dertig jaar later omgedoopt tot Colombia. Van het oude stadsgedeelte zijn het best bewaard gebleven de wijken La Candelaria, Santa Barbara en Belén; de rest is nagenoeg verdwenen door branden, aardbevingen en uitbarstingen van volkswoede (bogotazo) die een reactie waren op de aanhoudende onderdrukking door de hogere klassen. zie afbeeldingen.

< >