Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 04-06-2019

Böhme, jakob

betekenis & definitie

Duits filosoof en mysticus, *1575 Altseidenberg, †17.11.1624 Görlitz. Böhme was een boerenzoon, die het ambacht van schoenmaker koos.

Onder de indruk van de schoonheid der natuur ontwikkelde hij een sterk neoplatonisch gekleurd theosofisch systeem, waarin hij uiteenzette hoe God zich in de natuur openbaart. Böhme zag de wereld als een organisme, van binnenuit gevormd door eigen kiemkracht.

In zijn pantheïstische systeem speelt de overeenstemming tussen macrokosmos (het heelal) en microkosmos (de mens) een grote rol. Een ander centraal begrip is de dualiteit, waarmee Böhme bedoelde dat niets zich zonder zijn tegengestelde kan openbaren.

Evenals het licht niet mogelijk is zonder de duisternis, is het goede niet mogelijk zonder het kwade. Uitgave: Sämtliche Schriften, door W.E.Peuckert (21 dln. 1942—55).

LITT. W.E.Peuckert, Das Leben J.Böhmes (1924); A.Koyré, La Philosophie de J.Böhme (1929); H.Martensen, J.Böhme (Eng. vert. 1956); V.Weiss, Die Gnosis J.Böhmes (1958); G.Solms-Rödelheim, Die Grundvorstellungen J.Böhmes (diss. 1960).

< >