Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 30-05-2019

Bodmer (johann jakob)

betekenis & definitie

Zwitsers schrijver en estheticus, *19.7.1698 Greifensee bij Zürich, ♱2.1.1783 Zürich. Bodmer werd in 1725 hoogleraar, in 1735 lid van de Grote Raad te Zürich.

In samenwerking met Breitinger heeft hij omstreeks 1740 de strijd tegen Gottsched en diens verheerlijking van de Franse letterkunde aangebonden, door tegenover de ‘nuttige lering’ en de ‘natuurlijkheid’ te wijzen op het goed recht van fantasie en gevoel en het gebruik van het bovennatuurlijke in de poëzie te verdedigen, reeds in de Discourse der Mahlern (tijdschrift in navolging van de Engelse Spectator 1721-23), duidelijker in Vom Wunderbaren in der Poesie (1740).Dat de nieuwe richting inderdaad zegevierde, was minder te danken aan de argumenten van de ‘Zwitsers’ dan aan de prestaties van Klopstock. Terwijl Bodmer als zelfstandig dichter weinig succes had, is zijn grote verdienste, dat hij als eerste ernaar heeft gestreefd belangstelling te wekken voor de Middelhoogduitse poëzie met de uitgaven Chriemhildens Rache en Die Klage (1757, Nibelungensage) en Sammlung von Minnesingern (2 dln. 1758).

Litt.F. Servaes, J.J. Bodmer, Denkschrift zum 200.Geburtstag (1900); M. Wehrli, Bodmer und die Geschichte der Literatur (1936); J.W. Eaton, Bodmer and Breitinger and European literature theory (1941); F.Winterling, Das Bild der Geschichte im Drama von Bodmer (1955).

< >