v./m. (-sen), glasopstand speciaal in gebruik voor de teelt van bloemen.
Bloemenkassen komen voor in een zeer groot aantal vormen en modellen; zij zijn alle hoog en breed, omdat bloemen zeer veel licht eisen. Kassen hebben een steile helling van het glasdek, waardoor zich een groot luchtkussen boven het gewas bevindt, dat grote schommelingen in temperatuur tegengaat. De grote breedte hangt met de hoogte samen en heeft als voordeel dat men veel ruimte heeft. Vooral wanneer de teelt op tabletten plaatsheeft, is dit nodig. Nu men door allerlei technische middelen het klimaat in de kas beter in de hand kan houden, tendeert men naar goedkopere, wel lichte maar wat minder hoge vormen. Een kasbreedte van 6,5 m wordt thans als gunstig beschouwd.
Voor hooggroeiende gewassen zoals grootbloemige rozen bouwt men nog wel kassen van 9-12 m breedte. Nu vele groentekwekers overschakelen naar bloemen, worden overigens vele bloemgewassen met succes in de typische ‘Venlo-kassen’ van 3,60 m breedte geteeld.